spreekwijze
Uiterlijk
- Geluid: spreekwijze (hulp, bestand)
- spreek·wij·ze
- samenstelling van spreek ww en wijze zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spreekwijze | spreekwijzen |
verkleinwoord |
- manier van spreken; de manier van uitdrukken
- ▸ Hij was opgestaan, want de winkelschel was overgegaan en zei voor hij ging: 'je kent onze spreekwijze toch?' Er was familie op bezoek gekomen; tante sprak altijd of ze de tijd had en lachte onverwacht.[2]
- spreekwoord, gezegde, uitdrukking
- Het woord spreekwijze staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jacobus” (1930), Saga, ISBN 9788728433317