Naar inhoud springen

oktober

Uit WikiWoordenboek
oktober
Très Riches Heures du duc de Berry
  • ok·to·ber
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘tiende maand’ voor het eerst aangetroffen in 1279 [1]
  • Van het Latijnse mensis October (de achtste maand). Het Romeinse jaar begon oorspronkelijk met de maand maart, waardoor oktober dus de achtste maand was.
enkelvoud meervoud
naamwoord oktober oktobers
verkleinwoord - -

de oktoberm

  1. (tijdrekening) de tiende maand van het jaar
    • De sterrenbeelden voor oktober zijn Weegschaal en Schorpioen. 


Maanden in het Nederlands
januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]


oktober g

  1. oktober


Maanden in het Deens
januar
januari
februar
februari
marts
maart
april
april
maj
mei
juni
juni
juli
juli
august
augustus
september
september
oktober
oktober
november
november
december
december



oktober

  1. oktober


Maanden in het Faeröers
januar
januari
februar
februari
mars
maart
apríl
april
mai
mei
juni
juni
juli
juli
august
augustus
september
september
oktober
oktober
november
november
desember
december


oktober g

  1. oktober


Maanden in het Fries
jannewaris, jannewaarje
januari
febrewaris, febrewaarje
februari
maart, meart
maart
april
april
maaie
mei
juny
juni
july
juli
augustus
augustus
septimber
september
oktober
oktober
novimber
november
desimber
december


oktober

  1. oktober


oktober

  1. oktober


Maanden in het Nedersorbisch
Romaans:
Slavisch:


januar
wezymski

januari
februar
swěckowny

februari
měrc
pózymski

maart
apryl
jatšownik, nalětny
april
maj
rozhelony

mei
junij
smažki

juni
julij
žnjojski

juli
awgust
jacmjeński

augustus
september
požnjenc

september
oktober
winski, winowc
oktober
nowember
młośny

november
december
zymski

december


  • ok·to·ber
  • Afkomstig van het Latijnse woord octo.

oktober m

  1. oktober


Maanden in het Noors
januar
januari
februar
februari
mars
maart
april
april
mai
mei
juni
juni
juli
juli
august
augustus
september
september
oktober
oktober
november
november
desember
december
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   oktober              
genitief   oktobers                    


  • ok·to·ber
  • Afkomstig van het Latijnse woord octo.

oktober m

  1. oktober


Maanden in het Nynorsk
januar
januari
februar
februari
mars
maart
april
april
mai
mei
juni
juni
juli
juli
august
augustus
september
september
oktober
oktober
november
november
desember
december
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   oktober     oktoberen     oktoberar     oktoberane  
genitief   oktobers         oktoberars      


oktober

  1. oktober


Maanden in het Oppersorbisch
januar
januari
februar
februari
měrc
maart
apryl
april
meja
mei
junij
juni
julij
juli
awgust
augustus
september
september
oktober
oktober
nowember
november
december
december


  • Ontleend aan het Nederlandse oktober.
enkelvoud of
impliciet meervoud
expliciet meervoud
  oktober     -  

oktober

  1. oktober
Maanden in het Papiaments
Bonaire en Curaçao:
Aruba:

yanüari
januari
januari
febrüari
februari
februari
mart
maart
maart
aprel
april
april
mei
mei
mei
yüni
juni
juni
yüli
juli
juli
ougùstùs
augustus
augustus
sèptèmber
september
september
oktober
october
oktober
novèmber
november
november
desèmber
december
december


oktober

  1. oktober


oktober g

  1. oktober
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   oktober     oktobermånaden     oktobermånader     oktobermånaderna  
genitief   oktobers     oktobermånadens     oktobermånaders     oktobermånadernas  


Maanden in het Zweeds
januari
januari
februari
februari
mars
maart
april
april
maj
mei
juni
juni
juli
juli
augusti
augustus
september
september
oktober
oktober
november
november
december
december