leegrijden/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van leegrijden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | leegrijden | leeg te rijden | ||||||||
toekomend | zullen leegrijden leeg zullen rijden |
te zullen leegrijden leeg te zullen rijden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben leeggereden | te hebben leeggereden | ||||||||
toekomend | leeggereden zullen hebben | leeggereden te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
leegrijdend | leeggereden | ev. rij leeg rijd leeg |
mv. verouderd rijdt leeg |
rijde leeg (bijzin) leegrijde | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | rij leeg rijd leeg |
rijdt leeg | rijdt leeg | rijdt leeg | rijdt leeg | rijden leeg | rijden leeg | rijden leeg | |||
verleden (o.v.t.) | reed leeg | reed leeg | reed leeg | reed leeg | reed leeg | reden leeg | reden leeg | reden leeg | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal leegrijden | zult/zal leegrijden | zult/zal leegrijden | zult leegrijden | zal leegrijden | zullen leegrijden | zullen leegrijden | zullen leegrijden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou leegrijden | zou leegrijden | zou(dt) leegrijden | zoudt leegrijden | zou leegrijden | zouden leegrijden | zouden leegrijden | zouden leegrijden | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | leegrij leegrijd |
leegrijdt | leegrijdt | leegrijdt | leegrijdt | leegrijden | leegrijden | leegrijden | |||
verleden (o.v.t.) | leegreed | leegreed | leegreed | leegreed | leegreed | leegreden | leegreden | leegreden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal leegrijden leeg zal rijden |
zult/zal leegrijden leeg zult/zal rijden |
zult/zal leegrijden leeg zult/zal rijden |
zult leegrijden leeg zult rijden |
zal leegrijden leeg zal rijden |
zullen leegrijden leeg zullen rijden |
zullen leegrijden leeg zullen rijden |
zullen leegrijden leeg zullen rijden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou leegrijden leeg zou rijden |
zou leegrijden leeg zou rijden |
zou(dt) leegrijden leeg zou(dt) rijden |
zoudt leegrijden leeg zoudt rijden |
zou leegrijden leeg zou rijden |
zouden leegrijden leeg zouden rijden |
zouden leegrijden leeg zouden rijden |
zouden leegrijden leeg zouden rijden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb leeggereden | hebt leeggereden | hebt/heeft leeggereden | hebt leeggereden | heeft leeggereden | hebben leeggereden | hebben leeggereden | hebben leeggereden | |||
verleden (v.v.t.) | had leeggereden | had leeggereden | had leeggereden | hadt leeggereden | had leeggereden | hadden leeggereden | hadden leeggereden | hadden leeggereden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal leeggereden hebben | zal/zult leeggereden hebben | zult/zal leeggereden hebben | zult leeggereden hebben | zal leeggereden hebben | zullen leeggereden hebben | zullen leeggereden hebben | zullen leeggereden hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou leeggereden hebben | zou leeggereden hebben | zou/zoudt leeggereden hebben | zoudt leeggereden hebben | zou leeggereden hebben | zouden leeggereden hebben | zouden leeggereden hebben | zouden leeggereden hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm leeggereden worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt leeggereden | er is leeggereden | |||||||||
verleden | er werd leeggereden | er was leeggereden | |||||||||
toekomend | er zal leeggereden worden | er zal leeggereden zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou leeggereden worden | er zou leeggereden zijn | |||||||||
lijdende vorm leeggereden worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | leeggereden worden | leeggereden te worden | ||||||||
toekomend | leeggereden zullen worden | leeggereden te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | leeggereden zijn | leeggereden te zijn | ||||||||
toekomend | leeggereden zullen zijn | leeggereden te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word leeggereden | wordt leeggereden | wordt leeggereden | wordt leeggereden | wordt leeggereden | worden leeggereden | worden leeggereden | worden leeggereden | |||
verleden (o.v.t.) | werd leeggereden | werd leeggereden | werd leeggereden | werdt leeggereden | werd leeggereden | werden leeggereden | werden leeggereden | werden leeggereden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal leeggereden worden | zult leeggereden worden | zult leeggereden worden | zult leeggereden worden | zal leeggereden worden | zullen leeggereden worden | zullen leeggereden worden | zullen leeggereden worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou leeggereden worden | zou leeggereden worden | zou/zoudt leeggereden worden | zoudt leeggereden worden | zou leeggereden worden | zouden leeggereden worden | zouden leeggereden worden | zouden leeggereden worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben leeggereden | bent leeggereden | bent/is leeggereden | zijt leeggereden | is leeggereden | zijn leeggereden | zijn leeggereden | zijn leeggereden | |||
verleden (v.v.t.) | was leeggereden | was leeggereden | was leeggereden | waart leeggereden | was leeggereden | waren leeggereden | waren leeggereden | waren leeggereden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal leeggereden zijn | zult leeggereden zijn | zult leeggereden zijn | zult leeggereden zijn | zal leeggereden zijn | zullen leeggereden zijn | zullen leeggereden zijn | zullen leeggereden zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou leeggereden zijn | zou leeggereden zijn | zou/zoudt leeggereden zijn | zoudt leeggereden zijn | zou leeggereden zijn | zouden leeggereden zijn | zouden leeggereden zijn | zouden leeggereden zijn |