Naar inhoud springen

oranje

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Oranje


 
oranje
  • oran·je
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kleurnaam’ voor het eerst aangetroffen in 1282 [1]
  • Van het Franse orange, dat op zijn beurt is afgeleid van het Spaanse naranjo "sinaasappelboom" en naranja "sinaasappel".[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord oranje
verkleinwoord

het oranjeo

  1. (kleur) secundaire kleur gelegen tussen geel en rood, met een golflengte van ca. 620 - 585 nanometer
    • Heeft u die ook in het oranje? 
    • De kracht van oranje ligt in de blijdschap en creativiteit die het kan oproepen. [3] 
     Overal kwamen er kleine cactusbloemen tevoorschijn: prachtige felle kleuren, van knalroze tot limoengroen, oranje en citroengeel.[4]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen oranje oranjer oranjest
verbogen oranjere oranjeste
partitief oranjes oranjers -

oranje

  1. de kleur oranje hebbend
    • Sinaasappels zijn oranje. 
    • Mag ik die oranje kikker nog eens zien? 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


oranje

  1. (kleur) oranje; de kleur van licht met een golflengte tussen de ca. 620 en 585 nanometer, tussen geel en rood

oranje

  1. (kleur) oranje; de kleur oranje hebbend


oranje

  1. (kleur) oranje


oranje

  1. (kleur) oranje; de kleur van licht met een golflengte tussen de ca. 620 en 585 nanometer, tussen geel en rood

oranje

  1. (kleur) oranje; de kleur oranje hebbend


oranje

  1. (kleur) oranje; de kleur van licht met een golflengte tussen de ca. 620 en 585 nanometer, tussen geel en rood

oranje

  1. (kleur) oranje; de kleur oranje hebbend