Cheb

De eerste vermelding van Cheb stamt uit het jaar 1061. In 1179 kreeg Cheb de status van stad.

In de Hussitische Oorlogen stond het katholieke Cheb lijnrecht tegenover de hussieten. In 1430 vielen de hussieten Cheb aan, maar nadat de stad een grote som geld betaalde, besloten de hussieten te vertrekken. Op 25 april 1459 werd het Verdrag van Cheb getekend over de grens tussen Bohemen en Saksen.

Tijdens de Dertigjarige Oorlog werd Albrecht von Wallenstein in Cheb vermoord. In 1723 werd Cheb een vrije koninklijke stad. Het noorden van de stad werd in 1809 grotendeels verwoest door een grote brand.

In 1919 was er een demonstratie in Cheb, zoals in alle Sudetenduitse steden, tegen het aansluiten bij Tsjechoslowakije. Twee mensen kwamen in toen de autoriteiten ingrepen. Op 3 oktober 1938, vlak nadat het Duitse leger de macht had overgenomen in het Sudeten-Duitse gebied, bezocht Adolf Hitler de stad. De stad zou tot 1945 bij Duitsland horen, waarna de stad weer aan Tsjechoslowakije werd toegewezen. De Duitse bevolking moest de stad op grond van de Benešdecreten verlaten. In 1954 'adopteerde' de Duitse stad Amberg de uit Cheb vertrokken Duitsers.