Naar inhoud springen

Jit Narain

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Jit Narain
Jit Narain
Algemene informatie
Volledige naam Djietnarainsingh Baldewsingh
Pseudoniem(en) Jit Narain
Geboren 7 augustus 1948
Geboorte­plaats Livorno
Overleden 21 februari 2024
Overlijdensplaats Paramaribo
Land Suriname, Nederland
Beroep arts
Werk
Jaren actief 1977-
Genre poëzie
Thema's Hindoestaanse migratie
Bekende werken Een mensenkind in niemandsland
Uitgeverij In de Knipscheer
Onderscheidingen Rahmān Khān-prijs; Ridder in de Orde van de Gouden Palm
Dbnl-profiel
Portaal  Portaalicoon   Literatuur
Suriname

Jit Narain (Livorno, 7 augustus 1948Paramaribo, 21 februari 2024),[1] pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh[2], was een Surinaams arts, voordrachtskunstenaar, dichter en Sarnami-activist.

Leven en werk

[bewerken | brontekst bewerken]

Baldewsingh studeerde medicijnen in Leiden, waartoe hij in 1969 naar Nederland ging. Hij was een fel voorvechter van de emancipatie van het Sarnami, de taal van de Surinaamse hindoestanen. Samen met Theo Damsteegt schreef hij een leerboek-Sarnami. In zijn poëzie bezingt Narain de voorouders die van India kwamen en zich als landbouwende klasse uit de modder omhoog wisten te werken; vergelijk de titel van zijn debuutbundel Dal Bhat Chatni [Gele erwten, rijst, chutney] (1977). Voorts was de tweede emigratie (naar Nederland) en het gevoel van ontworteling dat daaruit ontsproot een constante in zijn poëzie: Jatne ujjar joti otone gahra jhalka/ Hoe blanker het licht hoe dieper de blaren (1981). Narain was befaamd om zijn ruzies met pandits en stelt zich strijdbaar op: Hinsa-parsad/ Geweld loont (1980). Orthodoxe en traditionalistische gelovigen streek hij met zijn opvattingen over geloofskwesties tegen de haren in. Zijn rijpste werk onttrok zich meer en meer aan het anekdotische, maar is dankzij de metafora sterk beeldend gebleven: Wie wil wonen op de oever/ Waarom koerst hij naar de zee/ Mange ghat pe jiwan jhele/ Kahen naw samundar khewe (1984), Waar Ben Je Daar/ Bate huwan tu kahan (1987), Agni ke yad, yad ke rakhi/ Ter herinnering aan Agni, de as van de herinnering (1991) en Tussen de woorden is het stil (1995). In 1988 verscheen zijn verzamelde poëzie in het Devanagari in lndia. In 2004 volgde, ook in India, Dosti ke cáh/Wat vriendschap verlangt/What friendship desires. In 2017 kwam Rahan/Bestaan uit.

Jit Narain was een goed voordrachtskunstenaar en bracht ook een grammofoonplaat uit. In 1987 kreeg hij voor zijn verdiensten voor het Sarnami de eerste Rahmān Khān-prijs. Sarnami is ook de naam van het blad dat hij van 1982 tot 1986 uitgaf en grotendeels alleen volschreef. Zijn beperkte aantal prozaschetsen is veelal poëtisch van aard ('Aja' in Verhalen van Surinaamse schrijvers, 1989).

In 1991 ging Jit Narain definitief terug naar zijn geboorteland, waar hij in het district Saramacca een polikliniek opende. Op 8 april 2006 werd achter die kliniek een sociaal centrum geopend dat een bibliotheek, een filmzaal, een cybercafé, een zwembad en logeerruimten herbergt. Alles werd grotendeels door Narain bekostigd.

In 2004 maakte John Albert Jansen over Narain het televisieportret De as van de herinnering.

In 2021 verscheen bij uitgeverij In de Knipscheer een ruime bloemlezing uit zijn werk onder de titel Een mensenkind in niemandsland, samengesteld door Michiel van Kempen en Effendi Ketwaru en met een inleiding van Geert Koefoed en Satya Jadoenandansing.[3]

Muurgedicht van Narain in het kader van het project Gedichten op muren van de Stichting TEGEN-BEELD, aangebracht op een muur in Leiden.

Jit Narain Cultuurprijs & Jit Narain Lezing

[bewerken | brontekst bewerken]

In 2018 werd voor een prijs voor Sarnámi cultuur ingesteld, vernoemd naar Jit Narain. Deze Jit Narain Cultuurprijs werd ingesteld door een groep Sarnámi activisten in Den Haag. De eerste maal ging de prijs, bestaande uit een bronzen beeldje van een contractarbeider, een geldbedrag van 5.000 euro en een oorkonde, naar Jit Narain.[4] De prijs werd uitgereikt door de Haagse burgemeester Pauline Krikke in de Nieuwe Kerk van Den Haag. Bij die gelegenheid werd ook de eerste Jit Narain Lezing gehouden, door prof. Michiel van Kempen. De tekst ervan, alsook het co-referaat van Jit Narain verschenen ook in druk onder de titel Herinneren, verbeelden, begrenzen; 150 jaar Hindostanen hier en daar.[5][6] Bij deze gelegenheid verscheen bij uitgeverij In de Knipscheer een herziene druk van Narains dichtbundel Waar ben je daar/ Báte huwán tu kahán, de eerste in Nederland uitgebrachte bundel van Narain sinds 1986.

  • 2018: Jit Narain[7]
  • 2019: Toneelgroep Rahemalbuiten: mevrouw Shantidebie Matai en de heren Pradiep Dodah en Jitender Ladi.[8]
  • 2020-2021: Geen uitreiking
  • 2022: Soender Hira, pioenier van de dans ahirwá ke nác[9]
  • Geert Koefoed, 'In het zingen van jouw lied ben ik tekort geschoten. Over de Surinaamse dichter Jit Narain.' In: Kruispunt, jrg. 36, nr. 161, juni-september 1995, pp. 455–463.
  • Ton Wolf, 'Een wijzerloze klok.' In: Tussen droom en werkelijkheid. Een keuze uit de literaire pagina van de Ware Tijd. [Eindredactie: Chandra van Binnendijk, Jan Bongers, Lila Gobardhan-Rambo­cus e.a.] Pa­ra­ma­ri­bo: Okopipi, 2001, pp. 123–127.
  • Michiel van Kempen: 'Jit Narain.' In: Kritisch Lexicon van de Moderne Nederlandstalige Literatuur, afl. 86, augustus 2002. 16 pp. (Biografie, beschouwing, primaire en secundaire bibliografie)
  • Michiel van Kempen & John Albert Jansen, 'Jit Narain en het verdriet van de voorouders: "Hindostanen zijn geen blije mensen, en daar kom ik uit voort, ja." ' In: Poëziekrant, 26 (2002), nr. 1, januari-februari, pp. 57–63.
  • Michiel van Kempen: Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Breda: De Geus, 2003, deel II, pp. 1153–1159.
[bewerken | brontekst bewerken]