Naar inhoud springen

Gewone weidechampignon

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Gewone weidechampignon
Gewone weidechampignon
Taxonomische indeling
Rijk:Fungi (Schimmels)
Stam:Basidiomycota (Steeltjeszwam)
Klasse:Agaricomycetes
Onderklasse:Agaricomycetidae
Orde:Agaricales (Plaatjeszwam)
Familie:Agaricaceae
Geslacht:Agaricus
Soort
Agaricus campestris
L. (1753)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Gewone weidechampignon op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Schimmels
Boven- en onderaanzicht van de hoed

De gewone weidechampignon (Agaricus campestris) is een paddenstoel die behoort tot de familie Agaricaceae. Hij leeft saprotroof op de grond in zwak tot vrij sterk bemeste, permanente graslanden op matig zure tot neutrale zand-, veen- en kleibodems. Hij komt ook voor in gazons, bermen en soms in lichte bossen.[1]

Uiterlijke kenmerken

[bewerken | brontekst bewerken]
Hoed

De hoed heeft een diameter van 3 tot 10 cm en is half bolvormig tot gewelfd. De hoed is wit en licht geschubd in het centrum. De hoedhuid kan eenvoudig van de gehele hoed worden verwijderd.

Steel

De steel is 3 tot 10 cm lang en 1 tot 2 cm dik. Deze is kort, stevig en onderaan toelopend. Onderaan de steel kleurt het iets bruinig bij kneuzing. Het bovenste deel van de steel is vaak roze vanwege het doorschijnende vruchtvlees. Bij oudere paddenstoelen is de steel donkerder, bruin of roestbruin.

Manchet

Het manchet is bij deze soort weinig ontwikkeld. Dit in tegenstelling tot bij de gewone anijschampignon (Agaricus arvensis). Vaak is er slechts een smal randje zichtbaar.

Lamellen

De lamellen zijn vrijstaand. Alleen bij zeer jonge, nog gesloten vruchtlichamen zijn ze wit, daarna worden ze roze en worden ze donkerder naarmate ze ouder worden; chocoladebruin tot zwartbruin. Bij oude vruchtlichamen kleuren ze paarszwart van de sporen.

Vlees

Het vlees is wit, soms wat roodachtig als in de steel gesneden wordt.

Sporenprint

De sporenprint is zwart bruin.

Microscopische kenmerken

[bewerken | brontekst bewerken]

De sporen zijn ellipsvormig, glad en 7-8 × 4,5-5,5 µm groot. De cystidia zijn slecht ontwikkeld. De basidia zijn 4-sporig.

De weidechampignon is te vinden op grazige plekken, in weilanden. Ze vormen vaak heksenkringen.

De gewone weidechampignon komt voor op alle continenten behalve Antarctica. Ook op veel eilanden is de soort te vinden. In Midden-Europa is de soort wijdverspreid en vrij algemeen, maar als gevolg van overmatige bemesting van weilanden neemt het aantal van deze soort in Europa af.

In Nederland komt de gewone weidechampignon algemeen voor. Hij staat op de rode lijst in de categorie 'Gevoelig'.[1]

Culinaire waarde

[bewerken | brontekst bewerken]

Een goed eetbare paddenstoel, alleen iets minder smaakvol dan de Agaricus bisporus. De gewone weidechampignon wordt niet gekweekt vanwege de snelle rijping van de vruchtlichamen en de korte houdbaarheid. Het is geschikt als toevoeging aan diverse vleesgerechten en soepen.

De soort is makkelijk te verwarren met de giftige karbolchampignon (Agaricus xanthoderma). Oppervlakkig gezien lijken champignons op de dodelijke kleverige knolamaniet en de vroege knolamaniet. Amanieten onderscheiden zich van champignons door hun witte lamellen. Bij champignons zijn deze roze tot bruin.

Zie de categorie Agaricus campestris van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.