zijwand
Uiterlijk
- zij·wand
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zijwand | zijwanden |
verkleinwoord | zijwandje | zijwandjes |
de zijwand m
- (bouwkunde) een van de rechtop staande wanden van de zijkant van een ruimte in een gebouw
- Daarna reed hij vol gas terug naar de garage, ramde de deur en de achter- en de zijwand waardoor instortingsgevaar dreigde. De kleine brokkenpiloot raakte lichtgewond en moest voor behandeling naar het ziekenhuis.[2]
- (bouwkunde) een van de rechtop staande muren aan de zijkant van een gebouw
- Voor deze campertest kijken we naar de Exsis-i 588: het populaire model met enkele bedden achterin. Die indeling krijgt veel handen op elkaar door de grote garage over de volle breedte, waarin je met gemak twee (elektrische) fietsen en campingstoelen kwijt kunt. De garage is aan beide zijden goed bereikbaar via grote deuren in de zijwanden.[3]
- De politie is op zoek naar de vrachtwagen, een witte koeltrailer met de naam TIP op de zijwand. Volgens de politie moet de trucker gemerkt hebben dat hij een auto raakte en meesleepte.[4]
- Het woord zijwand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zijwand" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 02 jan. 2018
- ↑ de Telegraaf DICK WILLIAM HARINCK 12 sep. 2017
- ↑ de Telegraaf 11 aug. 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be