wellustig
Uiterlijk
- wel·lus·tig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | wellustig | wellustiger | wellustigst |
verbogen | wellustige | wellustigere | wellustigste |
partitief | wellustigs | wellustigers | - |
wellustig [1]
- naar (seksueel) genot verlangend of daarvan getuigend
1.
- Het woord wellustig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wellustig" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be