vlerk
Uiterlijk
- vlerk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vlerk | vlerken |
verkleinwoord | vlerkje | vlerkjes |
- brutaal, onbeleefd en meestal jong persoon
- Je weet het natuurlijk niet zeker, maar in de reacties op de online necrologieën lijkt een andere generatie aan het woord: „De man was domweg een arrogante vlerk”, schrijft iemand in de FAZ, „met zijn morele superioriteit en zijn ‘verheven’ wereldbeeld”.[3]
- vleugel
- (informeel) hand
- Blijf er met je vlerken af!
- Het woord vlerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vlerk" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "vlerk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vlerk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC Paul Luttikhuis 14 april 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be