strowis
Uiterlijk
- stro·wis
- samenstelling van stro en wis [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | strowis | strowissen |
verkleinwoord | strowisje | strowisjes |
- bosje stro
- Het woord strowis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "strowis" herkend door:
5 % | van de Nederlanders; |
10 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ strowis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be