reprove
Uiterlijk
- re·prove
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to reprove |
he/she/it | reproves |
verleden tijd | reproved |
voltooid deelwoord |
reproved |
onvoltooid deelwoord |
reproving |
gebiedende wijs | reprove |
reprove
- overgankelijk berispen, een reprimande geven
- overgankelijk bekritiseren, hekelen, laken
- overgankelijk afwijzen, verwerpen
- [1] rebuke