relajar
Uiterlijk
- re·la·jar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
relajar |
relajaba |
relajado |
volledig |
relajar
- overgankelijk ontspannen, verzwakken, doen verslappen
- relajar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española