privilege
Uiterlijk
- pri·vi·le·ge
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voorrecht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | privilege | privileges |
verkleinwoord |
het privilege o
- een bepaald recht, voordeel niet genoten door anderen
- De stad had het privilege op de handel in wijn voor de hele regio.
1. een bepaald recht, voordeel niet genoten door anderen
- Het woord privilege staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "privilege" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "privilege" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be