Naar inhoud springen

onbesneden

Uit WikiWoordenboek


  • on·be·sne·den
stellend
onverbogen onbesneden
verbogen
partitief onbesnedens

onbesneden [1]

  1. niet besneden; van een man dat de voorhuid van de penis niet verwijderd is
     Moslims en joden zeggen dat besnijden ook een hygiënische maatregel is. Maar volgens chirurg Kristján Óskarsson is dat geen goed argument. "Daar heb ik nooit wetenschappelijk bewijs voor gezien. Er zijn zoveel onbesneden mannen ter wereld, die daar geen enkele last van hebben." Hij voert de operatie alleen uit als er een medische reden voor is - vorig jaar was dat slechts twee keer.[2]
  2. onbeschaafd
     ' 'Een onbesneden Filistijn,' had mijn vader hem genoemd.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 31 juli 2024 Weblink bron “IJslandse politiek wil verbod op besnijdenissen: 'Kwestie van mensenrechten'” (woensdag 2 mei 2018, 14:06), NOS
  3. Victoria Holt
    “Minnares van de duivel” (1982), Saga, ISBN 9788726484731