Naar inhoud springen

najagen

Uit WikiWoordenboek
  • na·ja·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
najagen
jaagde na
joeg na
nagejaagd
klasse 6

zwak -d
gemengd

volledig

najagen

  1. overgankelijk achter iets aanzitten
    • Hij joeg vermaardheid en rijkdom na. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be