Naar inhoud springen

maandelijks

Uit WikiWoordenboek
  • maan·de·lijks
stellend
onverbogen maandelijks
verbogen maandelijkse
partitief maandelijks

maandelijks

  1. iedere maand een keer
    • Dit is een maandelijkse bijdrage. 

maandelijks

  1. iedere maand een keer
    • Wij gaan maandelijks vissen. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be