infantiel
Uiterlijk
- in·fan·tiel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kinderlijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1950 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | infantiel | infantieler | infantielst |
verbogen | infantiele | infantielere | infantielste |
partitief | infantiels | infantielers | - |
infantiel
- zoals een kind iets zou doen
- Sommige scholieren doen hier op WikiWoordenboek de infantielste dingen.
- Het woord infantiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "infantiel" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "infantiel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be