flop
Uiterlijk
- flop
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘mislukking’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1961 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | flop | floppen flops |
verkleinwoord | flopje | flopjes |
de flop m
- mislukking, fiasco
- De voorstelling was een complete flop.
- ▸ Provinciale Staten van Flevoland hebben een bijdrage van 2,3 miljoen euro aan de gemeente Almere geblokkeerd. Almere had een beroep gedaan op het speciale coronafonds van de provincie nadat de Floriade op een financiële flop was uitgelopen.[2]
vervoeging van |
---|
floppen |
flop
- Het woord flop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "flop" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "flop" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Weblink bron “Provincie gaat deel miljoenenverlies Floriade niet compenseren” (15 december 2022), NOS
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %