Naar inhoud springen

due

Uit WikiWoordenboek
enkelvoud meervoud
due dues

due

  1. recht, schuld
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord  dúfa zn 
Naar frequentie 8854
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   due     duen     duer     duerne  
genitief   dues     duens     duers     duernes  

due

  1. (duifachtigen) duif (een vogel uit de taxonomische famlie van de duiven Columbidae op Wikispecies)
  2. (sport) als dier in het centrum van de duivensport
  3. (transport) een transportmiddel voor informatie in bijzondere gevallen
  4. (voeding) een wezenlijk bestanddeel van duivensoep of als gebraden duif
  5. (figuurlijk) als vredessymbool
  • vente på at stegte duer skal flyve ind i munden på én
daarop wachten dat je gebraden duiven in de mond vliegen (op gemakkelijke wijze alles willen krijgen)
    0002
    due,
    op een abacus


    Telwoord (Italiaans)
    0123456789
    10111213141516171819
    20212223242526272829
    30313233343536373839
    40414243444546474849
    50515253545556575859
    60616263646566676869
    70717273747576777879
    80818283848586878889
    90919293949596979899
    1002003004005006007008009001000
    10610910121015101810211024102710301033
    1036103910421045104810511054105710601063
    10661069107210751099101001012010303103003
    • du·e

    due

    1. twee, het getal 2