driewieler
Uiterlijk
- Geluid: driewieler (hulp, bestand)
- drie·wie·ler
- In de betekenis van ‘voertuig met drie wielen’ voor het eerst aangetroffen in 1869 [1]
- Samenstellende afleiding van drie en wiel met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | driewieler | driewielers |
verkleinwoord | driewielertje | driewielertjes |
de driewieler m
- voertuig op drie wielen
- ▸ Ze ruimden vooral toiletpapier, sigarettenpeuken, blikjes, flessen en voedselverpakkingen op. Soms ook zelfs plastic driewielers, leren laarzen en een bierflesje met een dode muis erin.[2]
- Het woord driewieler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "driewieler" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "driewieler" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be