desbastar
Uiterlijk
- des·bas·tar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
desbastar |
desbastaba |
desbastado |
volledig |
desbastar
- overgankelijk (techniek) schaven, afschaven
- bijschaven, bijbrengen van goede manieren
- [2] desasnar
- desbastar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española