bouwsom
Uiterlijk
- bouw·som
- samenstelling van bouw zn en som zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwsom | bouwsommen |
verkleinwoord |
- de kosten die men maakt om iets te bouwen
- Wat de bouwsom betreft, zo’n 20 miljoen euro, is de modernisering van Enschede een vrij kleine klus. Qua complexiteit en korte doorlooptijd rekent opdrachtgever ProRail het project Groot Enschede echter tot de grotere klussen. [1]
- Voor Losser geldt hetzelfde verhaal. Ook daar wordt het tien jaar oude zwembad Brilmansdennen (bouwsom: 4,2 miljoen euro) als basisvoorziening gezien: bijdrage gemeente 964.000 euro per jaar. „Staat in de begroting”, zegt manager Cor Ordelmans. [2]
- De bouwsom van de klus bedraagt circa 40 miljoen euro, werd vrijdag bekendgemaakt. De opdracht zal worden uitgevoerd door de Duitse werkmaatschappij van het Nederlandse concern. [3]
- Het woord bouwsom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bouwsom" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Tubantia 22-07-13 Project Groot Enschede megaklus voor ProRail
- ↑ Tubantia 03-12-15 Gemeenten leggen miljoenen toe op zwembaden
- ↑ Tubantia 22-07-16 BAM krijgt brandweerklus in Duitsland
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be