baak
Uiterlijk
- baak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baak | baken |
verkleinwoord | baakje | baakjes |
- (scheepvaart) een vuurtoren
- (scheepvaart) een vast merk- of herkenningsteken om de koers van een schip of het verloop van vaarwater mee te bepalen
- (spoorwegen) (scheepvaart) een markeringsbord langs waterwegen of spoorwegen
- (aardrijkskunde) een heuvelrug of hoogte
- een lat, gebruikt in combinatie met een waterpasinstrument, met maatverdeling om hoogteverschillen en afstanden te kunnen meten
- Het woord baak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "baak" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "baak" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ baak op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Scheepvaart in het Nederlands
- Spoorwegen in het Nederlands
- Aardrijkskunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 75 %
- Prevalentie Vlaanderen 51 %