agentuur
Uiterlijk
- agen·tuur
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘handelsvertegenwoordiging’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | agentuur | agenturen |
verkleinwoord | agentuurtje | agentuurtjes |
de agentuur v
- handelsvertegenwoordiging
- betrekking van, optreden als handelsvertegenwoordiger
- Het woord agentuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "agentuur" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "agentuur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ agentuur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be