Naar inhoud springen

accent

Uit WikiWoordenboek
  • ac·cent
  • Te herleiden tot het Latijnse accentus, voltooid deelwoord van accinere, al dan niet via ontlening uit het Frans. [1] In de betekenis van ‘klemtoon’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord accent accenten
verkleinwoord accentje accentjes

het accento

  1. (taalkunde) de manier waarop iemand de fonetische klanken uitspreekt
    • Zij heeft een West-Vlaams accent. 
     ‘Van Gooooo,’ klonk een tijdje later het trage zuidelijke Tennessee accent van Pogue, ‘Is er daar water?’[3]
  2. (taalkunde) een diakritisch teken dat op een geschreven klinker kan worden geplaatst
    • Er moet nog een accent op de letter e. 
  3. emfase, nadruk
    • Het accent zal liggen op het ontslagrecht. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
accent accents

accent

  1. (taalkunde) accent [1,2]
  2. accent [3], emfase, nadruk
vervoeging
onbepaalde wijs to  accent 
he/she/it  accents 
verleden tijd  accented 
voltooid
deelwoord
 accented 
onvoltooid
deelwoord
 accenting 
gebiedende wijs  accent 

accent

  1. overgankelijk accentueren, het accent/de nadruk leggen op







enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  accent     l'accent     accents     les accents  

accent m

  1. (taalkunde) accent [1,2]
  2. accent [3], emfase, nadruk