voorval
Uiterlijk
- voor·val
- samenstelling van voor en val , (stam van het werkwoord vallen)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorval | voorvallen |
verkleinwoord | voorvalletje | voorvalletjes |
het voorval o
- een onverwachte, uitzonderlijke, opmerkelijke gebeurtenis
- Na dit voorval had hij er geen zin meer in.
- De vlucht vanuit Manchester naar Islamabad (Pakistan) werd 7 uur vertraagd nadat een passagier per ongeluk een nooduitgang opende in plaats van de toiletdeur. Het voorval gebeurde net voor het opstijgen, waardoor de evacuatieglijbaan in werking trad. [1]
1. event, gebeurtenis, incident
vervoeging van |
---|
voorvallen |
voorval
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorvallen
- ... dat ik voorval.
- Het werkwoord komt vrijwel alleen in de derde persoon voor.
- Het woord voorval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorval" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tubantia Florian van Impe 10-06-19 Vrouw opent per ongeluk nooduitgang in plaats van toilet, vlucht 7 uur vertraagd
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be