26-jarig
Uiterlijk
- 26-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 26-jarig |
verbogen | 26-jarige |
partitief | 26-jarigs |
26-jarig
- 26 jaren durend
- Gedurende dit 26-jarig tijdperk heerste er vrede.
- met de leeftijd van 26 jaar
- Bij de brand viel helaas een 26-jarig slachtoffer.
- Het woord '26-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 6 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ig in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal