Rembrandt van Rijn
Uiterlijk
Rembrandt van Rijn (Leiden, 15 juli 1606 – Amsterdam, 4 oktober 1669) was een Nederlandse kunstschilder, etser en tekenaar uit de 17 eeuw..
Citaten van Rembrandt van Rijn - chronologisch
[bewerken]Citaten 1630 - 1640
[bewerken]- „Eersaem[e] was mij Amsterdam [Uw] geselscap, vriendschap, juist gafen mij onvergetelijcke rust ontstaen uit [een] ijndl [oose] Agting”
- Bron: Rembrandt van Rijn, geschreven en gedateerde tekst in geschilderde 'Portret van Marten Looten', januari 1632
- Aanhaling(en): Rembrandt Tour, december 2016, 'The letter in Marten Looten's portrait (17 January 1632)'
- De zin heeft Rembrandt met de kwast geschreven in zijn geschilderde werk 'Portret van Marten Looten', en wel in de brief die de geportretteerde Looten in zijn hand houdt. Hij is bovendien gedateerd: 17 January 1632
- „dit is naer mijn huysvrou geconterfeyt [getekend] do sy 21 jaer oud was, den derden dach als wij getroudt waeren, den 8 Junijus 1633”
- Bron: Rembrandt van Rijn, inscriptie onder zijn tekening van zijn vrouw Saskia, 1633
- Aanhaling(en): Ernst van de Wetering, Rembrandt: The Painter at Work, Amsterdam University Press, 1997, p. 47 en: H.Th. Colenbrander 'Drie aantekeningen bij het huwelijk van Rembrandt van Rijn en Saskia Uylenburgh in Sint Annaparochie', in: 'De Vrije Fries', deel 90, 2020, p. 33
- De tekening (zie rechts) maakte Rembrandt drie (zes?) dagen na zijn huwelijk met Saskia Uylenburgh in Friesland. Het is juist door het handschrift in de prent dat deze herkend werd als de vroegste afbeelding van Saskia - gemaakt door Rembrandt
- „Een vroom gemoet / Acht [waardeert] eer voor goet”
- Bron: Rembrandt van Rijn, kort puntdicht geschreven bij getekend portret van hofmeester Burchard Grossmann, in zijn 'album amicorum' 1634
- Aanhaling(en): RemDoc: 'Rembrandt's inscription and drawing in Burchard Grossmann’s album (July 1634)'
- Dit puntdicht is door Rembrandt geschreven naast zijn tekening van een heer met baard en baret, waarschijnlijk voor het album amicorum van hofmeester Burchard Grossmann - rondom zijn bezoek aan de kunsthandel van neef Hendrik Uylenburgh
- „..'t vel daer aen ende voorts de rest bysleepende”
- Bron: Rembrandt van Rijn, notitie in zijn prent Two Butchers at Work, c. 1635, link, afbeelding
- Aanhaling(en): RemDoc: 'Autograph inscription on drawing “Two Butchers at Work” (Benesch 400) (c. 1635)'
- Citaat van Rembrandt slaat op zijn tekening van twee slachters, aan het werk met een geslachte koe; een is bezig met een kap-bijl te slaan in het hangende koeienlijf
- „..dat ick seer naerstich doende ben met die drie passij stucken [laatste dagen van Christus] voorts met bequameheijt aftemaeken die sijn excellencij [Constantijn Huygens] my selfs heeft geordijneert, een grafleg[ing] ende een Verrijsenis en een 'Hemelvaert Chrisstij'. De selvijge ackoordeeren met opdoening en afdoeningen vant Chruijs Chrisstij. Van welken drie voornomden stuckens een van opgemaekt is daer 'Chrisstus ten Heemel opvaert' ende die ander twee [schilderijen] ruym half gedaen sijn. [..] En ken oock niet naerlaeten volgens mijn dienstwillijgen gunst mijn heer te vereeren van mijn jonsten werck vertrouwenden dat mij ten bessten sal afgenoomen werder neffens mijne groeteenissen. [..] [wonend] niuwe doelstraet [Amsterdam], Feb. 1636”
- Bron: Rembrandt van Rijn, brief, februari 1636, aan Constantijn Huygens (secretaris van Frederik Hendrik
- Aanhaling(en): Rembrandt Tour, 'The first letter to Constantijn Huygens (February 1636)'
- Huygens was een belangrijk opdrachtgever voor Rembrandt, als secretaris van de stadhouder. De opdracht van de serie werken was al in 1635 gegeven; Rembrandt legt tussentijds verantwoording af over de voortgang ervan (en stuurt Huygens een recent etsje mee met de brief, zeer waarschijnlijk)
- „een kindekin met een oudt jack op syn hoofdken”
- Bron: Rembrandt van Rijn, geschreven notitie in zijn tekening, in Remdoc: 'Autograph inscription on the drawing Two Studies of a Woman and Child, c. 1636
- Aanhaling(en): Rembrandt Tour, 'REMBRANDT AMSTERDAM 1', 22 december, 2016
- Citaat van Rembrandt slaat op zijn twee schetsen op een blad papier; de moeder links houdt haar kind in de armen en heeft een oud jasje over het hoofdje gedaan
- „..soo ist dat ick goet vinden dat ick corts volgen sal om te besien hoe dat het stucken met de rest voucht. Ende wat aengaet de prijs vant stuck soo hebbe ick daer wel 200 pondt aen verdient maer ick sal mij laeten conteneeren met tgeenen sij excellens mij toelegt. [..] Op de galdeerij van S. exc salt best te toonenen sijn alsoo daer een starck licht is.”
- Bron: Rembrandt van Rijn, brief, na februari 1636, aan Constantijn Huygens (secretaris van Frederik Hendrik
- Aanhaling(en): Rembrandt Tour, 'The second letter to Constantijn Huygens (after February 1636)'
- Het citaat van Rembrandt toont zijn bereidheid om naar Den Haag te komen, om zo ervoor te zorgen dat de verschillende bestelde schilderijen toch op elkaar afgestemd blijven. Ook is hij zich er erg bewust van welk licht zijn schilderijen nodig hebben om zich op hun best te laten zien
- „..Door die grooten lust ende geneegenheijt die ick gepleecght hebbe int wel wtvoeren van [..] [de twee werken]: dat doode lichaem Chrisstij in den graeve gelecht werd ende dat ander daer Chrisstus van den doode opstaet dat met grooten verschrickinge des wachters. [..] ..deesen twe sijnt daer die meeste ende die naetuereelste beweechgelickheijt in geopserveert is dat oock de grootste oorsaeck is dat die selvijge soo lang onder handen sij geweest.”
- Bron: Rembrandt van Rijn brief, Amsterdam 12 januari 1639, aan Constantijn Huygens in Den Haag
- Aanhaling(en): Eric Protter, Painters on Painting, 1963, p. 78; originele tekst in The Rembrandt Documents, Walter Strauss & Marjon van der Meulen; Abaris Books, New York 1979, p. 161
- Citaat van Rembrandt geeft zijn uitgangspunt weer waarmee hij deze twee werken geschilderd heeft: veel 'natuurlijke beweeglijkheid'; er is trouwens veel kunsthistorische discussie over deze woorden. Er is ook ruim drie jaar aan de opdrachten geschilderd
- „..Mijn heer [Huygens] hangt dit stuck op een starck licht en dat men daer wuijt [ver] ken afstaen soo salt best voncken.”
- Bron: Rembrandt van Rijn brief, Amsterdam 27 januari 1639, aan Constantijn Huygens in Den Haag
- Aanhaling(en): Walter Strauss & Marjon van der Meulen, The Rembrandt Documents, Abaris Books, New York 1979, p. 167
- Rembrandt refereert aan een klein schilderij voor Huygens als cadeau; hij legt de nadruk op helder licht geven en afstand nemen bij het bekijken, waarmee zijn werk gaat 'voncken'
Citaten 1640 - 1670
[bewerken]- „Beeter waert dat (om de veranderin) den eesel van achteren was dan dat al de hoofden iuist wt [uit] het stuck [de tekening] sien [en] dat oock omtrent die boom wat meerder groente was; - 1 iosep [=Jozef] heft [tilt?] alte swaer en te onbesuist; - 2 maria most het kindeken wat meerder vieren, want een teeder kint magh sulck duwen niet ve[elen?], iosep alte kort en dick syn hooft wast [groeit?] hem ut [uit] de [romp?], sij hebben alle beide al te groote koppen.”
- Bron: Samuel van Hoogstraten, herinnering aan de opmerkingen van meester Rembrandt over zijn tekening, c. 1643
- Aanhaling(en): Holm Bevers, Drawings by Rembrandt and His Pupils: Telling the Difference, The J. Paul Getty Museum; Getty Publications, 2009 / Remdoc online: 'Rembrandt's comments on a drawing of The Rest on the Flight into Egypt by Samuel van Hoogstraten, c. 1643'
- Citaat van Rembrandt geeft in het kort een uitgebreide kritiek en beeldanalyse van de schets die zijn leerling Samuel van Hoogstraten maakte - wellicht als begin voor een schilderij, zoals in die tijd gebruikelijk was
- „Schikt u daer nae, dat gy 't geene gy alreets weet, wel leert in 't werk stellen, zoo zult gy de verborgentheden, daer gy nu na vraegt, tijts genoeg ontdekt zien...”
- Bron: Samuel van Hoogstraten, Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt, Rotterdam 1678, p. 13
- Aanhaling(en): W.Gs Hellinga, Rembrandt fecit 1642: de Nachtwacht, Gysbrecht van Aemstel, J.M. Meulenhoff, Amsterdam 1956, p. 4 / Remdoc, online
- Volgens Hellinga is dit citaat van circa 1642: Rembrandt instrueert zijn leerling Samuel van Hoogstraten
- „Van d'waech af te sien statshuis van Amsterldam / doen 't afgebrandt was. / Den 9 july 1652. / Rembrandt van Rijn.”
- Bron: Rembrandt van Rijn, 9 juli 1652, notitie in zijn schets van het afgebrande stadhuis, op de Dam van Amsterdam
- Aanhaling(en): Remdoc, 'Autograph inscription on the drawing of the old city hall'
- Het citaat betreft de locatie van Rembrandt zijn tekening, die door hem heel zelden werd genoteerd in zijn vele schetsen. Deze notitie is een uitzondering daarin
- „Rembrandt aen Joanus Six., 1652.”
- Bron: Rembrandt van Rijn, 9 juli 1652, geschreven notitie in zijn schets 'Homer Dictating his Verses'
- Aanhaling(en): Remdoc, 'Autograph dedication on drawing of 'Homer Dictating his Verses' in the Pandora Album of Jan Six'
- Dit citaat wordt gezien als een aanduiding van de amicale verhouding tussen Rembrandt en zijn 10 jaar jongere vriend Jan Six. Ee werd door Rembrandt geen titel als Mynheer of Heer gebruikt; hij sprak Jan Six (uit aristocratisch en rijk milieu) direct aan met zijn voornaam. De schets zelf was ongetwijfeld bedoeld voor Jan Six.
- „[om te?] etsen witten tarpentijn oly / [daer?] toe de helft tarpentyn / tesamen in een glaes[e]n flesken gedaern en / flesken in suver [?] waeter een ha[lf] [uu]r laeten kooken.”
- Bron: Rembrandt van Rijn, 1654-55
- Aanhaling(en): Remdoc, Rembrandt's recipe for a stopping-out varnish on the verso of a drawing 'Landcape with a River and Trees'
- Ook Rembrandt zijn eerste leerling Samuel van Hoogstraten noemde al het gebruik van dit soort vernis in zijn boek 'Inleyding tot de Hooge Schoolde der Schilderkunst', Rotterdam 1678
- „Als ider stuck 6 palmen breedt is en 8 hoogh, sullent goede formaeten weesen, en de prijs aengaende en sullen den Heer Niet overschatten. U.E. Gheneeghen dienaer Rembrandt van Rhijn.”
- Bron: Rembrandt van Rijn, juli 1661, notitie en handtekening, gehecht aan de rekening voor het schilderij "Alexander de Grote"
- Aanhaling(en): Ernst van de Wetering, A Corpus of Rembrandt Paintings IV: Self-Portraits', p 345 / Remdoc, 'Autograph note of Rembrandt attached to the bill of the “Alexander the Great” (30 July 1661)'
- De opmerking wordt in verband gebracht met de levering van een van de schilderijen die Rembrandt verkocht aan Galleria Ruffo in Messina, waarbij herhaaldelijk meningsverschil was over de prijzen, zoals hier bij het schilderij 'Alexander de Grote'
Citaten over Rembrandt - chronologisch
[bewerken]- „Ik houd staande: bij geen Protogenes, Apelles of Parrhasius is ooit opgekomen of zou, mochten zij op aarde terugkeren, ooit kunnen opkomen wat door een jongen, door een Hollander, door een molenaar die nog geen baard heeft, in één mensenfiguur is bijeengebracht en in zijn totaliteit weergegeven. Verbazing overvalt mij als ik dit zeg. Hulde, Rembrandt!”
- Bron: Constantijn Huygens, Mijn jeugd, vertaling en toelichting C. I. Heessakkers, uitgeverij Querido, Griffioen, 1994
- Aanhaling(en): Codart, 'Huygens ontdekt Rembrandt', tentoonstelling 8 april - 9 juli 2006
- Constantijn Huygens was c. 1629 de jonge secretaris van Frederik Hendrik die kunst wilde aankopen; Huygens bezocht daarom in Leiden het atelier van de jonge schilders Rembrandt en Jan Lievens, en zag er 'De boetende Judas'
- „'Ay, Rembrant, mael [schilder / teken] Cornelis Stem. / Het zichtbre deel is 't minst van hem: / 't onsichtbre kent men slechts door d'ooren / wien Anslo zien wil, moet hem hooren.”
- Bron: Joost van den Vondel, 1640 - in handschrift geschreven tekstje op de achterkant van de lijst van Rembrandt's krijttekening van predikant Anslo
- Aanhaling(en): J.F.M. Sterck, 'Gedicht, Op Cornelis Anslo' en 'Aanvullingen en opmerkingen van Dr. J.F.M. Sterck', in De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645; (1930)–Joost van den Vondel, pp. 209, 842+843
- Joost van den Vondel geeft in zijn korte gedicht aan dat men de Amsterdamse predikant Anslo vooral moest horen, en niet zozeer zien
- „..Ick sal niet pogen uwe roem / O Rembrandt met mijn pen te malen, / Elck weet wat eer dat ghy kont halen / Wanneer ick slechts u name roem..”
- Bron: Lambert Bos, 1650, in 'Konst kabinet van Marten Kretzer', ed. Nicolaes van Ravesteyn, Amsterdam 1650
- Aanhaling(en): Ernst van de Wetering Rembrandt: The painter at work, University Press, Amsterdam, 1997, p. 268 – note 7
- De Amsterdamse, 17eeuwse dichter Lambert Bos schreef een lofdicht op de toen beroemde kunstcollectie van Maerten Kretzer in Amsterdam, waarin deze vier lovende regels over Rembrandt waren opgenomen
- „[het volstaat niet dat] een Schilder zijn beelden op ryen nevens malkander stelt, gelijk men hier in Hollant op de Schuttersdoelen al te veel zien kan. [..]. Rembrant heeft dit in zijn stuk op den Doele zeer wel [gedaan], maer na veeler gevoelen al te veel, waergenomen, maekende meer werks van het groote beelt zijner verkiezing, als van de byzondere afbeeltsels, die hem waren aenbesteet. Echter zal dat zelve werk, hoe berispelijk, na mijn gevoelen al zijn meedestrevers verdueren, zijnde zoo schilderachtich van gedachten, zoo zwierich van sprong, en zoo krachtich, dat, nae zommiger gevoelen, al d'andere [Schutter-] stukken daer als kaerteblaren [:speelkaarten] nevens staen. Schoon ik wel gewilt hadde, dat hy 'er meer lichts in ontsteeken had.”
- Bron: Samuel van Hoogstraten, Inleyding tot de hooge schoole der schilderkunst: anders de zichtbaere werelt, boekverkoper Fransois van Hoogstraeten, Amsterdam, 1678, p. 176
- Aanhaling(en): Erna Kok, Netwerkende kunstenaars in de Gouden Eeuw: De succesvolle loopbanen van Govert Flinck en Ferdinand Bol, uitgeverij Verloren, 2016, p. 82
- Van Hoogstraten was leerling van Rembrandt en verdedigde later het schilderij 'De Nachtwacht' in zijn schilderboek - met weliswaar aan het eind een lichte kritiek op de meester
- „REMBRANT [..] wilde zig aan geene regelen van anderen binden, en nog min de doorluchtigste voorbeelden volgen van die, welke met het schoone te verkiezen zig zelven eenen eeuwigen roem gemaakt hebben; maar vernoegde zig met het leven te volgen, zoo als het hem voorkwam, zonder eenige origineel keus daar ontrent te maken.”
- Bron: Arnold Houbraken, De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen), 1718-1721, pp. 267 / 268
- Aanhaling(en): HavoVwo.nl, 'Eindexamen ckv 2, vwo - II; Blok 1., 2008
- Citaat van de schilder / schrijver Houbraken geeft een goede indruk van de veranderde waardering van Rembrandt, 60 jaar na zijn dood
- „..als hij een naakte vrouw wilde schilderen, wat wel eens gebeurde, Geen Griekse Venus als model uitkoos, maar eerder een wasvrouw of turfraapster uit een schuur. Zijn dwaling noemde hij dan navolging van de natuur. Al het andere [was] slechts ijdele versiering [..] de vetribbels van de buik, de kousenbanden om het been. Het moest allemaal zichtbaar worden of, [de] natuur was niet tevreden..”
- Bron: Andries Pels, Gebruik en Misbruik des Toneels, Amsterdam, 1681, p. 36
- Aanhaling(en): Arnold Houbraken, De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen), 1718-1721, pp. 268
- Houbraken voegde na dit citaat in zijn Schildersboek alsnog toe 'Ik prys deze vryborstigheid in Pels [dat hij] heel geestig van hem zeit..'
Galerij van werken
[bewerken]-
Rembrandt, 1625: 'De steniging van Sint Stefanus', olieverf op eikenhouten paneel
-
Rembrandt, c. 1629: 'Zelfportret, 23 jaar oud', olieverf op eikenhouten paneel
-
Rembrandt, 1633: portret van zijn vrouw Saskia, tekening
-
Rembrandt, c. 1634 'Anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp', olieverfschilderij
-
Rembrandt, 1642: 'De Nachtwacht', olieverf op linnen
-
Rembrandt, c. 1650: 'David en Saul', olieverf op doek
-
Rembrandt, c. 1654 'Badende vrouw', olieverf op eikenhout
-
Rembrandt, c. 1667: Het Joodse bruidje, olieverf op linnen