Op grond van een beslissing van de gezamenlijke internationale tennisbonden[1] speelden deelneemsters uit Rusland en Wit-Rusland zonder hun nationale kenmerken.
Titelhoudster Aryna Sabalenka was haar titel niet komen verdedigen.
De als eerste geplaatste Darja Kasatkina bereikte de kwartfinale. Daarin werd zij uitgeschakeld door Zheng Qinwen.
Het tweede reekshoofd, Belinda Bencic uit Zwitserland, won het toernooi. In de finale versloeg zij de als achtste geplaatste Ljoedmila Samsonova in drie sets, met een tiebreak in de tweede set. Bencic wist voor het eerst in haar loopbaan het toernooi van Abu Dhabi op haar naam te schrijven. Het was haar tiende WTA-titel, de tweede van dat jaar. Zij incasseerde US$ 120.150 prijzengeld op dit toernooi.
Van de titelhoudsters Shuko Aoyama en Ena Shibahara had de laatste zich niet voor deze editie van het toernooi ingeschreven. Aoyama speelde samen met de Taiwanese Chan Hao-ching, met wie zij de finale bereikte.
Het ongeplaatste duo Luisa Stefani en Zhang Shuai won het toernooi. In de finale versloegen zij het eveneens ongeplaatste koppel Shuko Aoyama en Chan Hao-ching in de match-tiebreak. Het was hun eerste gezamenlijke titel. De Braziliaanse Stefani had daarnaast negen eerdere dubbelspeltitels met andere partners; de Chinese Zhang veertien.
De Belgische Elise Mertens speelde samen met Belinda Bencic (Zwitserland) – zij wonnen hun eersterondepartij maar lieten verstek gaan voor de tweede ronde, als gevolg van een dijbeenblessure van Mertens. Haar landgenote Kirsten Flipkens en de Duitse Laura Siegemund bereikten de tweede ronde, waarin zij werden uitgeschakeld door de latere winnaressen.