Theodor Fontane
Theodor Fontane (Neuruppin, 30 december 1819 – Berlijn, 20 september 1898) was een Duits schrijver van balladen, romans en recensies, op de overgang van het realisme naar het naturalisme.
Leven
[bewerken | brontekst bewerken]Fontanes ouders waren hugenoten, wier voorouders van beide kanten vanuit Zuid-Frankrijk waren overgekomen naar Berlijn. In Neuruppin werd door vader Louis Henri Fontane een apotheek geopend. Daar en eveneens in Swinemünde, bracht Fontane zijn jeugd door. Hij beëindigde de school vroegtijdig om in Leipzig en later Berlijn als apothekersleerling te werken. In Berlijn kwam hij in 1842 met Georg Herwegh in contact; zijn eerste gedichten waren geïnspireerd door de Vormärz. Zijn eerste successen kwamen echter als lid van het collectief Tunnel über der Spree: de Preußenlieder waren ballades over verdienstelijke figuren. In 1850 huwde hij en maakte een aantal reizen naar Engeland. Zijn vroege gedichten waren in de stijl van Moritz von Strachwitz en Fontane was in die tijd een enthousiast radicaal-democraat, die achter de liberale revolutie in 1848 stond. Hij verhuisde in 1855 voor vier jaar naar Engeland, waar hij als vrije journalist werkte en over onder meer de Krimoorlog berichtte.
Na zijn terugkeer wierf de Pruisische staat hem als journalist; hij werd in 1860 redacteur bij de Kreuzzeitung, een conservatieve krant. Hij werd populair met een reeks verhalen over de streek, die in episoden gepubliceerd werden: de Wanderungen durch die Mark Brandenburg, waarbij hij historische anekdotes over de regio in groot detail beschreef. De Wanderungen bleven van 1862 tot 1882 bestaan. Toen lag Pruisen tijdens een korte tijdsspanne driemaal in oorlog: in 1864 met Denemarken, in 1866 met Oostenrijk en in 1870-'71 met Frankrijk. Tijdens deze drie oorlogen was Fontane oorlogscorrespondent; in 1871 was hij in de buurt van Domrémy, de geboorteplaats van Jeanne d'Arc en besloot het te bezoeken, ofschoon het achter de Franse frontlinie lag. De Fransen verdachten hem hierom van oorlogsspionage en hij werd krijgsgevangen en ter dood veroordeeld. In extremis werd hij gered door tussenkomst van Bismarck.
Hij werd in 1870 redacteur van de liberale Vossische Zeitung en vulde de daaropvolgende twee decennia drie banden met theaterrecensies. In Engeland was hij in contact gekomen met het werk van William Makepeace Thackeray, waarvoor hij een buitengewone bewondering had. Hij realiseerde zich dat Pruisen in feite nog geen boekcultuur van grote maatschappelijke romans bezat en begon ze dus zelf te schrijven. In totaal schreef hij op late leeftijd nog 16 romans; enerzijds misdaadverhalen, anderzijds burgerlijke familiegeschiedenissen waarvoor hij naar stof uit de Wanderungen teruggreep. Zijn romans luidden het naturalisme in; in zijn theaterrecensies gaf hij zijn goedkeuring aan de nieuwe generatie dramatici, zoals Gerhart Hauptmann en raakte daarbij relatief geïsoleerd onder zijn eigen generatie. Ook schreef hij nog late gedichten. Door Engelse ballades te vertalen, verrijkte hij zijn eigen idioom. 'Die Brück' am Tay' (over de ramp met de Tay Bridge) en 'Archibald Douglas' zijn beroemde gedichten, alsmede 'Der Herr von Ribbeck auf Ribbeck im Havelland', dat later in de DDR verboden werd, wegens zijn vermeend paternalistische karakter.
Fontane worstelde met zijn eigen geweten ten aanzien van enerzijds de democratische hervormingen die hij op vroegere reizen in Engeland had gezien en zijn sympathie voor de liberalen van het Frankfurter Parlement en anderzijds zijn verlangen naar stabiliteit en een moreel en rechtvaardig burgerdom; zijn schommelen tussen conservatisme en liberalisme getuigt hiervan. Zijn beroemdste romans zijn afspiegelingen van zijn eigen visie op de burgerlijke samenleving. Irrungen, Wirrungen beschrijft een kleinburgerlijk, eenvoudig milieu, het beroemde Effi Briest legt de geborneerde kleingeestigheid van dergelijke milieus bloot. De figuur van Effi, die ten onder gaat door de koppige, halsstarrige houding van haar omgeving, schijnt een sterke autobiografische invulling van Fontane zelf te hebben gekregen. Fontane heeft een plaats als een der grootste Duitse romanciers verworven, door, naar Engels model, de eerste maatschappelijke romans te schrijven, die daarenboven van een grote kwaliteit zijn en tot de klassiekers in de wereldliteratuur zijn gaan behoren.
Bibliografie
[bewerken | brontekst bewerken]- 1839 Geschwisterliebe; vertelling; publicatie in de "Berliner Figaro"
- 1840 Heinrichs IV. erste Liebe
- 1840 Du hast recht getan; naturalistische roman; (verloren gegaan)
- 1850 Von der schönen Rosamunde; romancyclus
- 1845 Zwei Post-Stationen; verhaal; geen publicatie
- 1854 James Monmouth
- 1854 Tuch und Locke
- 1854 Goldene Hochzeit
- 1878 Vor dem Sturm; historische roman
- 1880 Grete Minde; (Ned. vert.: 1983; Grete Minde; door: Willy Wielek-Berg)
- 1881 Ellernklipp
- 1882 L'Adultera; (Ned. vert.: 1985; L'adultera; door: Wilfred Oranje en Chris van der Heijden)
- 1882 Schach von Wuthenow, Erzählung aus der Zeit des Regiments Gendarmes; een historische vertelling; (Ned. vert.: 1979; Schach von Wuthenow; door: Ruth Wolf)
- 1884 Graf Petöfy
- 1885 Unterm Birnbaum; (Ned. vert.: 2017; Onder de perenboom, door: Martin Michael Driessen)
- 1887 Cécile
- 1888 Irrungen Wirrungen; (Ned. vert.: 1978; Dolingen Dwalingen; door: Theodor Duquesnoy; ook vertaald onder de titel: Dwalen ... Falen)
- 1890 Stine
- 1891 Quitt
- 1891 Unwiederbringlich
- 1892 Frau Jenny Treibel oder 'Wo sich Herz zum Herzen find't'
- 1894 Von vor und nach der Reise; causerieën en korte verhaaltjes
- 1895 Effi Briest; (Ned. vert.: 1977; Effi Briest; door: Pé Hawinkels)
- 1896 Die Poggenpuhls; (Ned. vert.: 1922; De familie Poggenpohl; door: Jo de Wit)
- 1899 Der Stechlin; (Ned. vert.: 1997; Stechlin; door: Wilfred Oranje)
- 1906 Mathilde Möhring; (onvoltooid werk)
- Gefährliches Spiel
Fragmenten
- 1845! Der letzte Liepewinkler; paroditisch treurspel
- 1848 Karl Stuart; tragedie
- 1854 Wolsey
- 1874 Bret-Harte
- 1878 Melusine; novelle
- 1877-78 Allerlei Glück; actualiteitsroman
- 1879-92 Sidonie von Borke
- 1880 Eleonore; novelle
- 1881-82 Storch von Adebar; novelle
- 1882 Oceane von Parceval; novelle
- 1894 Die preußische Idee
- 1895 Die Likedeeler; roman; ontstaan 1878-80, 1882; hoofdontwerp 1895
- 1895 Melusine von Cadoudal; novelle
Reisbeschrijvingen
- 1854 Ein Sommer in London
- 1860 Jenseit des Tweed; berichten vanuit Engeland; studies en brieven over het Londense theater, kunst en journalistiek
- 1862-1882 Wanderungen durch die Mark Brandenburg
- 1889 Fünf Schlösser. Altes und Neues aus Mark Brandenburg
- Impressionen aus Italien
Gedichten
- 1840 12 Gedichte; publicatie in: "Berliner Figaro"
- 1850 Männer und Helden; balladen
- 1851 Gedichte; bundel
- 1861 Balladen
- Fontane schreef meer dan 250 gedichten, waaronder balladen en aforismen
Autobiografisch werk
- 1894 Meine Kinderjahre
- 1898 Von Zwanzig bis Dreißig
- Kritische Jahre Kritikerjahre; (ontwerpfase)
Brieven
- 1905 Briefe an seine Familie
- 1925 Briefe an seine Freunde
- 1929 Briefwechsel mit Paul Heyse 1850-1897; (Erich Petzet)
- 1940 Theodor Fontane und Bernhard von Lepel - Ein Freundschaftsbriefwechsel; (Julius Petersen)
- 1943 Briefe an die Freunde
- 1948 Briefwechsel mit Th. Storm; (E. Gülzow)
- 1954 Briefe an Georg Friedlaender; (Kurt Schreinert)
- 1969-70 Romane und Erzählungen; (P. Goldammer, e.a.)
Overig
- 1853 Unsere lyrische und epische Poesie seit 1848
- 1866 Der Schleswig-Holsteinsche Krieg im Jahre 1864
- 1870 Der deutsche Krieg von 1866; (2 delen)
- 1871 Kriegsgefangen. Erlebtes 1870
- 1872 Aus den Tagen der Okkupation; (2 delen)
- 1873 Der Krieg gegen Frankreich 1870-1871
- 1885 Christian Friedrich Scherenberg und das litterarische Berlin von 1840 bis 1860; (biografie; na 1945 zoek geraakt)
- 1890 Gesammelte Romane und Novellen; (12 banden)
- 1842 Hamlet; vertaling van William Shakespeare’ werk
Werk uit de nalatenschap
- 1904 Kritishe Causeriën über Theater; (er zijn ca. 675 kritieken geschreven)
- 1905 Gesammelte Werke; eerste serie in 10 delen
- 1907 Mathilde Möhring; onvoltooid; postuum verschenen
- 1907 Gedicht-Nachlese
- 1907 Literarische Studien und Eindrücke
- 1907 Die Märker und das Berlinertum
- 1908 Gesammelte Werke; 11 banden; 2e serie; met gedichten, autobiografen, reisboeken, brieven, kritieken
- 1959 Sämmtliche Werke; 24 delen; (E. Gross)
- 1962 Sämmtliche Werke; (W. Keitel)
- 1962 Autobiografische Werke; (C. Coler)
- 1969-70 Briefe; 3 delen; onder redactie van: Kurt Schreinert; (Ned. vert.: 1991; Brieven; door: Tinke Davids en Hans Ester)
Filmografie
[bewerken | brontekst bewerken]- 1938 Der Schritt vom Wege; naar: Effi Briest; regie: Gustaf Gründgens; hoofdpersoon: Marianne Hoppe
- 1944 Ich glaube an Dich!; naar: Mathilde Möhring; regie: Rolf Hansen; hoofdpersoon: Heidemarie Hatheyer
- 1945 Das alte Lied; naar: Irrungen, Wirrungen; regie: Fritz Peter; hoofdpersoon: Winnie Markus
- 1945 Der stumme Gast; naar: Unterm Birnbaum; regie: Harald Braun; hoofdpersoon: René Deltgen
- 1951 Corinna Schmidt; naar: Frau Jenny Treibel; regie: Artur Pohl; hoofdpersoon: Trude Hesterberg
- 1955 Rosen im Herbst; naar: Effi Briest; regie: Rudolf Jugert; hoofdpersoon: Ruth Leuwerik
- 1963 Irrungen, Wirrungen; regie: Robert Trösch & Annemarie Siemanek-Ripperger; hoofdpersoon: Jutta Hoffmann
- 1963 Unterm Birnbaum; regie: Herbert Reinecker; hoofdpersoon: Heinz Reincke
- 1964 Mathilde Möhring; regie: Herbert Trösch; hoofdpersoon: Annegret Golding
- 1964 Unterm Birnbaum; regie: Mark Lawton; hoofdpersoon: Paul Esser
- 1966 Irrungen, Wirrungen; regie: Rudolf Noelte; hoofdpersoon: Cordula Trantow
- 1966 Die Geschichte des Rittmeisters Schach von Wuthenow; regie: Hans Dieter Schwarze; hoofdpersoon: Karl-Michael Vogler
- 1967 Mathilde Möhring; regie: Claus Peter Witt; hoofdpersoon: Cornelia Froboess
- 1967 Stine; regie: Wilm ten Haaf; hoofdpersoon: Ilse Ritter
- 1968 Effi Briest; regie: Wolfgang Luderer; hoofdpersoon: Angelika Domröse
- 1968 Unwiederbringlich; regie: Falk Harnack; hoofdpersoon: Lothar Blumhagen
- 1970 Frau Jenny Treibel; regie: Herbert Ballmann; hoofdpersoon: Gisela Uhlen
- 1973 Unterm Birnbaum; regie: Ralf Kirsten; hoofdpersoon: Angelika Domröse
- 1974 Fontane Effi Briest; regie: Rainer Werner Fassbinder; hoofdpersoon: Hanna Schygulla
- 1975 Frau Jenny Treibel; regie: Hartwig Albiro; hoofdpersoon: Gisela May
- 1975 Der Stechlin; 3 delen; regie: Wolf Hädrich; hoofdpersoon: Arno Assmann
- 1976 Grete Minde; regie: Heidi Genée; hoofdpersoon: Katerina Jacob
- 1977 Cécile; regie: Dagmar Damek; hoofdpersoon: Doris Kunstmann
- 1977 Schach von Wuthenow; regie: Richard Engel; hoofdpersoon: Michael Gwisdek
- 1978 Stine; regie: Thomas Langhoff; hoofdpersoon: Simone Frost
- 1979 Gefangen in Frankreich. Theodor Fontane im Krieg 1870/71; regie: Theo Mezger; hoofdpersoon: Hano Caninenberg
- 1982 Frau Jenny Treibel; regie: Franz Josef Wild; hoofdpersoon: Maria Schell
- 1982 Melanie van der Straaten; naar: L'Adultera; regie: Thomas Langhoff; hoofdpersoon: Laurence Calame
- 1982 Mathilde Möhring; naar: Mathilde Möhring; regie: Karin Hercher; hoofdpersoon: Renate Krößner
- 1984 Die Poggenpuhls; regie: Karin Hercher; hoofdpersoon: Christine Gloger
- 1984 Vor dem Sturm; 6 delen; regie: Franz-Peter Wirth; hoofdpersoon: Rolf Becker
- 1985 Franziska; regie: Christa Mühl; hoofdpersoon: Heidemarie Wenzel
- 1986 Wanderungen durch die Mark Brandenburg; 5 delen; regie: Eberhard Itzenplitz; hoofdpersoon: Klaus Schwarzkopf, verteller
- 1990 Spiel mit dem Feuer; naar: L'Adultera; regie: Dagmar Damek; hoofdpersoon: Hans-Peter Hallwachs
- 2019 Unterm Birnbaum; naar Unterm Birnbaum; regie: Uli Edel; hoofdpersoon: Fritz Karl
Documentaire
- 1957 Märkische Novelle; door: Max Jaap
- 1971 Wanderungen durch die Mark; door: Karlheinz Mund
- 1982 Fontane, Theodor - Potsdamer Str. 134c; door: Donat Schober
- 1998 Flaneur Fontane - Spaziergänge in Berlin; door: Donat Schober
Externe link
[bewerken | brontekst bewerken]- Barbara Baumann & Brigitta Oberle (1985), Deutsche Literatur in Epochen. München: Max Hueber.
- Karl Fehr (1946), 'Der Realismus', in: Bruno Boesch (red.), Deutsche Literaturgeschichte in Grundzügen. Die Epochen deutscher Dichtung. Bern: Francke Verlag, pp. 348-406.
- Gerhard Fricke & Mathias Schreiber (1988), Geschichte der deutschen Literatur. Paderborn: Ferdinand Schöningh.
- Bengt Algot Sørensen (1997), Geschichte der deutschen Literatur. Band II. Vom 19. Jahrhundert bis zur Gegenwart. München: C. H. Beck. [= Beck'sche Reihe 1217]
- Wolf Wucherpfennig (1986), Geschichte der deutschen Literatur. Von den Anfängen bis zur Gegenwart. Stuttgart: Ernst Klett.