Richard Woolley
Richard van der Riet Woolley | ||
---|---|---|
Persoonlijke gegevens | ||
Geboortedatum | 24 april 1906 | |
Geboorteplaats | Weymouth, Engeland | |
Overlijdensdatum | 24 december 1986 | |
Overlijdensplaats | Somerset-West, Zuid-Afrika | |
Academische achtergrond | ||
Alma mater | Universiteit van Kaapstad Gonville and Caius College Allhallows College | |
Wetenschappelijk werk | ||
Vakgebied | Astronomie | |
Bekend van | Elfde Astronomer Royal |
Richard van der Riet Woolley (Weymouth, Engeland, 24 april 1906 – Somerset-West, Zuid-Afrika, 24 december 1986) was een Engelse astronoom en de elfde Astronomer Royal. Zijn moeders naam was Van der Riet.
Biografie
[bewerken | brontekst bewerken]Woolley werd geboren in Weymouth, Dorset en ging anderhalf jaar naar Allhallows College in Honiton, waarna hij met zijn ouders naar Zuid-Afrika verhuisde toen die met pensioen gingen. Daar studeerde hij aan de Universiteit van Kaapstad. Woolley keerde terug naar het Verenigd Koninkrijk en studeerde aan de Universiteit van Cambridge. Hij werkte twee jaar aan het Mount Wilson-observatorium en keerde in 1931 weer terug naar het Verenigd Koninkrijk.
Van 1937 tot 1939 was hij hoofdassistent waarnemer en John Couch Adams-astronoom aan de sterrenwacht van Cambridge.
Woolley was gespecialiseerd in zonneastronomie en werd in 1939 benoemd als directeur van het zonneobservatorium van het Gemenebest in Canberra in Australië. In 1956 kwam hij weerom terug naar het Verenigd Koninkrijk na zijn benoeming als Astronomer Royal en directeur van Koninklijk Observatorium van Greenwich.
In 1953 werd Woollay gekozen tot lid van de Royal Society en hij won de Gouden medaille van de Royal Astronomical Society in 1971. Van 1972 tot 1976 was hij directeur van de toen nieuwe Sterrenwacht van Zuid-Afrika. Aan het einde van de jaren 70 ging hij met pensioen en woonde meestentijds in Zuid-Afrika.
Controverse
[bewerken | brontekst bewerken]Woolley is bekend om zijn twijfel over de praktische uitvoerbaarheid van ruimtevaart, een idee dat hij deelde met Sir Harold Spencer Jones, zijn voorganger als Astronomer Royal. In een boekbespreking uit 1936 van Rockets Through Space door P.E. Cleator schreef Woolley:
"De hele procedure [waarmee een raket de ruimte in wordt geschoten] geeft moeilijkheden van een zo fundamentele aard dat we het idee als wezenlijk onpraktisch moeten verwerpen, ondanks dat de schrijver met aandrang oproept vooroordelen opzij te zetten en de veronderstelde onmogelijkheid in gedachten te houden van vliegtuigen die zwaarder zijn dan lucht, voordat die verwezenlijkt werden.
Toen hij tot Astronomer Royal benoemd werd, herhaalde hij zijn oude mening dat "ruimtevaart volstrekte nonsens is." Tegen Time merkte Woolley in 1956 op:
"Het is volstrekte nonsens. Ik denk niet dat iemand ooit genoeg geld besteedt om zoiets te doen... Waar is het goed voor? Als we hetzelfde geld uitgaven aan het maken van eersteklas astronomische uitrusting zouden we veel meer van het universum leren... 't Is allemaal nogal akelig."
Woolley maakte zijn bezwaren net een jaar voor het lanceren van Spoetnik 1, vijf jaar voor het begin van het Apolloprogramma en dertien jaar voor de eerste maanlanding.
In 1995 wezen J.A. Terry en John Rudge in een brief aan New Scientist erop dat het aan Woolley toegeschreven citaat eigenlijk een onjuist citaat is van wat hij daadwerkelijk zei (zoals ze zelf hadden gehoord in een uitzending van het BBC-radioprogramma Radio Newsreel), namelijk "Al die praat over ruimtevaart is volstrekte nonsens, weet je." Woolley ging verder: "Het zou zoveel als een grote oorlog kosten om een man op de Maan te zetten". Terry en Ridge beweren dat Woolleys laatste voorspelling heel nauwkeurig bleek te zijn en zeggen dat het weglaten van de eerste vier woorden van het citaat door krantenredacteuren gebeurde als reactie op het feit dat Woolley kritiek had op de overdreven artikelen over ruimtevaart in diezelfde kranten.[1]
"Iedereen", zo zeiden Terry en Rudge, "die de flamboyante artikelen zag over ruimtevaart en het spoedige koloniseren van de Maan en de planeten, die overal in de kranten van 1956 stonden, met illustraties in sciencefictionstijl, moet onmiddellijk hebben beseft waar de Astronomer Royal zich over opwond."
- ↑ J.A. Terry en J. Rudge, New Scientist: Current affairs, 16 september 1995