Naser ed-Din Kadjar
Naser ed-Din Kadjar, ook: Nāser ad-Dīn Schah, (Perzisch: ناصر الدین شاه) (Teheran, 16 juli 1831 – Teheran, 1 mei 1896), uit de dynastie der Kadjaren, was de sjah van Perzië van 1848 tot zijn gewelddadige dood in 1896.
Hij was een van de twintig kinderen van Mohammad Sjah Kadjar en was na Sjapoer II (309-379) en Tahmasp I (1524-1576) de langst regerende sjah over Perzië sinds het begin, ca. 550 v.Chr.
Naser ed-Din introduceerde een aantal Westerse verworvenheden in Perzië. Zo werd op zijn bevel een Europees postsysteem ingevoerd. Ook het treinverkeer, een modern bancair stelsel en de dagbladjournalistiek werden door hem geïntroduceerd.
Naser werd in 1896 vermoord door Mirza Reza Kermani, een aanhanger van Jamal al-Din al-Afghani, toen hij aan het bidden was bij het graf van zijn voorvaderen.
Troonsbestijging
[bewerken | brontekst bewerken]Naser verbleef in Tabriz toen hij hoorde van het overlijden van zijn vader op 5 maart 1848. Daarna nam hij bezit van de Pauwentroon. Hij trachtte meteen het oostelijke gedeelte van Perzië, dat onder Brits mandaat stond, terug te winnen (de huidige provincie Herat in Afghanistan). Maar na een Britse aanval op Bushehr moest hij zijn legers terugtrekken. Hoewel Naser hervormingsgezind leek, heerste hij als een absoluut vorst. Hij vervolgde de bábí's en de bahá'ís en deze vervolging werd behoorlijk verhevigd toen enkele Bábí's in 1852 een aanslag op zijn leven pleegden.
Bezoek aan de wereldtentoonstelling van 1873
[bewerken | brontekst bewerken]Hij was de eerste Perzische monarch die Europa bezocht en wel voor het eerst in 1873 toen hij de Wereldtentoonstelling in Wenen bezocht. Tijdens zijn rondreis door Europa hield hij een reisdagboek bij[1], dat in het Perzisch, Duits en Nederlands is gepubliceerd.
Door keizer Frans Jozef I werd de sjah ondergebracht in slot Laxenburg. Meer nog dan voor de wereldtentoonstelling was de sjah naar Wenen afgereisd om keizerin Elisabeth te ontmoeten. Voor haar had hij enkele honden, een paar paarden en vier gazellen meegebracht. De keizerin, die zich in die tijd regelmatig – wegens zogenaamde ongesteldheid – buiten Wenen ophield, vertoonde zich evenwel niet. De sjah, die zich in Wenen ook amuseerde met lokale jonge vrouwen, weigerde Oostenrijk te verlaten zonder de keizerin te hebben gezien. Uiteindelijk verscheen Sisi op de afscheidssoiree, die ter ere van de sjah op slot Schloss Schönbrunn werd gegeven.[2] Door de Oostenrijkse keizer werd Naser opgenomen in de Orde van het Gulden Vlies. Na zijn Weense bezoek, vertrok hij naar Londen, waar hij door koningin Victoria werd benoemd tot ridder in de Orde van de Kousenband.
Fotografie
[bewerken | brontekst bewerken]Naser ed-Din was de enige sjah die zijn herinneringen in de vorm van dagboeken gepubliceerd heeft. Niet alleen schreef hij zelf veel, hij was ook creatief op andere gebieden. Van jongs af aan was hij een enthousiast beoefenaar van de tekenkunst, en nauwelijks volwassen was hij al compleet in de ban van de fotografie. Niet alleen fotografeerde hij zelf, hij gaf ook opdracht om een speciaal paleis voor de fotografie te bouwen en bood een aantal jongemannen de gelegenheid om als fotograaf opgeleid te worden. De periode van zijn koningschap is dan ook bijzonder goed fotografisch gedocumenteerd. Alleen al in de archieven van het Golestan Paleis te Teheran berusten tienduizenden foto's uit zijn regeerperiode.
In de literatuur
[bewerken | brontekst bewerken]De roman De koning van Kader Abdolah is geïnspireerd door het leven van de sjah. Salam Europa is geïnspireerd op de dagboekverslagen van de reis door Europa ten tijde van deze Wereldtentoonstelling in Wenen.
Literatuur
[bewerken | brontekst bewerken]- Nasreddin, Sjah (1972 [1873]). Een Harem in Bismarcks Rijk - Het vermakelijke reisjournaal van Nasreddin Sjah. De Arbeiderspers, Amsterdam [1873]. ISBN 9029532300.
Noot
[bewerken | brontekst bewerken]- ↑ Komrij, Gerrit (1986). Verzonken Boeken. De Arbeiderspers, Amsterdam, blz. 160-164. ISBN 9029527196. Geraadpleegd op 30 maart 2009.
- ↑ Brigitte Hamann, Elisabeth Kaiserin wider Willen. München, 1981, 1997. blz 307 e.v.