Factorij
Een factorij was een handelspost in het buitenland die fungeerde als steunpunt voor de overzeese handel in de 17de en 18de eeuw. Zo'n factorij werd opgezet door een Europese handelsonderneming (ook wel compagnie) en bestuurd door een uitgezonden opperhoofd, directeur, commandeur of gouverneur. Alle op Azië en Amerika varende handelscompagnieën maakten gebruik van factorijen. Vaak bestond een factorij uit een paar pakhuizen, een werkplaats, woningen voor het personeel, een kerk en een hoofdkantoor, soms met een garnizoen en een versterking of fort om de handelspost tegen indringers of aanvallers te kunnen verdedigen.
Betekenis en functie van factorijen
[bewerken | brontekst bewerken]Het woord factorij is afgeleid van het ouderwetse woord factoor, dat zaakgelastigde of tussenpersoon betekent. De belangrijkste man op de factorij was het opperhoofd of factoor. Hij regelde inkoop, verkoop en ruilhandel.
In de factorijen werden de te verzenden goederen gecontroleerd en kregen een eerste behandeling, ze werden gewogen en verpakt voor de lange reis over zee. Handelswaar zoals specerijen, cacao, thee, tabak, koffie, suiker, porselein, salpeter, opium, huiden en bont moest beschermd worden tegen de zoute zeelucht, vocht, ratten en bederf.
Voorbeelden van factorijen
[bewerken | brontekst bewerken]In eigendom van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC)
[bewerken | brontekst bewerken]- Kaapstad, Zuid-Afrika was meer een verplichte aanleghaven en verversingsstation
- Mokka vanwege de koffie
- Kust van Coromandel vanwege de textiel
- Colombo vanwege de kaneel
- Calicut vanwege de zijde
- Ambon vanwege de kruidnagelen
- Formosa vanwege de huiden
- Dertien Factorijen in Kanton, China, vanwege de thee
- Dejima was van 1641 tot 1859 de Nederlandse handelspost in Japan vanwege de uitvoer van zilver, koper, porselein en lakwerk
- Siam vanwege de hertenvellen, roggenvellen en producten uit China.
- Midden-Oosten vanwege de zijde
- Malakka vanwege tin
Verder waren er VOC-factorijen in Birma, Laos en Vietnam.[1]
In eigendom van de West-Indische Compagnie
[bewerken | brontekst bewerken]- Fort Oranje (Nieuw-Nederland) was eigenlijk een grote factorij
In eigendom van de Oostendse Compagnie
[bewerken | brontekst bewerken]- Cabelon[2] vanwege specerijen, lakwerk en bedrukte katoenen stoffen. Van het Oostendse fort zijn nog wat ruïnes te vinden in de tuin van een resorthotel.
- Banquibazar
Zie ook
[bewerken | brontekst bewerken]- Handelsgebied van de VOC
- Handelsposten van de VOC in het Midden-Oosten.
- West-Indische Compagnie
- Britse Oost-Indische Compagnie
- Lijst van Opperhoofden van Hirado en Dejima
Varia
[bewerken | brontekst bewerken]In de Sovjet-Unie was een factorij (фактория; faktoria) een handelsplaats in een afgelegen gebied zoals Jakoetië, Nenetsië, Tajmyr of Tsjoekotka, waar de staat huiden opkocht van Siberische jagers (uit lokale volkeren) en de jagers voorzag van basisgoederen, levensmiddelen en werktuigen voor de jacht. Deze factorijen bestaan nog op verschillende plekken, maar zijn nu onderhevig aan de vrije markt.
Ook binnen Nederland werd wel het begrip factorij gehanteerd, als filiaal of gemachtigde van een bedrijf met een hoofdkantoor elders, bijvoorbeeld "factorijen van Van Gend en Loos".[3][4]
Zie ook
[bewerken | brontekst bewerken]- ↑ Towards A New Age of Partnership. TANAP. A Dutch-Asian-South African Heritage Project.
- ↑ Officieel heette de factorij Sadatpatnam (de haven van Sadat, naar de nabab Sadat Khan)
- ↑ Regeling betreffende het uitvoeren van de bestel- en afhaaldienst en het oprichten en beheren van factorijen en aanbrengkantoren voor de NV expeditieonderneming Van Gend en Loos (Regeling van Gend en Loos), 1933, 1951 in Het Utrechts Archief.
- ↑ Foto ca. 1900: Van Gend & Loos als Factorie van Nederlandsche Spoorwegen voor Binnenlandsch Vervoer van Bestelgoederen bij beeldbank.amsterdam.nl.