Naar inhoud springen

Michiel de Ruyter

Etalagester
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Evil berry (overleg | bijdragen) op 10 aug 2007 om 10:28.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Etalagester
Dit artikel is in Michiel de deze versie opgenomen in de etalage.
Michiel de Ruyter door Ferdinand Bol in 1667. Hij draagt zijn Orde van de Heilige Michaël

Michiel Adriaenszoon de Ruyter (Vlissingen, 24 maart 1607 – Baai van Syracuse, 29 april 1676) was een Nederlands admiraal.

Michiel de Ruyter (bijgenaamd Bestevaêr ofwel: grootvader) is de bekendste zeeheld in de Nederlandse geschiedenis. In de drie eerste Engels-Nederlandse Oorlogen speelde hij een belangrijke rol. Daarnaast nam hij deel aan diverse oorlogen in de Oostzee en tegen piraterij in de Middellandse Zee. De Ruyter was afwisselend in dienst van de staat en van reders, en was zelfs een tijdlang als zelfstandig ondernemer actief in de walvisvaart.

Levensloop

Begin van de carrière

Michiel Adriaenszoon werd in Vlissingen geboren. Hij was de zoon van bierdrager Adriaen Michielszoon en Aagje Jansdochter. De naam "Maghyel Adriaensen Ruyter" zou hij pas rond 1636 aannemen. Zijn naam werd, zoals in de 17e eeuw gebruikelijk, ook door hemzelf op verschillende wijzen geschreven. Het verhaal dat hij op een lijnbaan werkte, is van De Ruyter zelf en daarom vermoedelijk authentiek. Hij werd daar wegens slecht gedrag weggestuurd en om dezelfde reden van school verwijderd. De jonge Michiel was volgens zijn eerste biograaf, Gerard Brandt (een vriend van de familie) een branie en een vechtersbaas. De Ruyter leerde desondanks redelijk lezen en schrijven, zij het met vele Zeeuwse dialectismen.

Op 11-jarige leeftijd, op 3 augustus 1618, ging hij als hoogbootsmansjongen voor het eerst naar zee. Hij werd op een latere reis door de Spanjaarden gevangengenomen, ontsnapte en liep met een paar kameraden terug naar Nederland. Al op 15-jarige leeftijd had hij zich opgewerkt tot schipper, de hoogste onderofficiersrang op een schip.

In 1622 kwam hij onder de hoede van een broer van zijn moeder, die "ruiter" was in het leger van Prins Maurits. Met zijn oom nam hij als konstabel of busschieter (een woord dat zowel een musketier als een kanonnier kon aanduiden) deel aan de strijd rond het Beleg van Bergen op Zoom. Hij nam deel aan het ontzet van de stad, waar de familie van zijn moeder vandaan kwam, op 2 oktober 1622.

De traditie wil dat Michiel om deze oom, die hij graag mocht, te eren, later de naam "De Ruyter" aannam (de schrijfwijze stond niet vast, evenmin als het voorvoegsel "de"). In 2007 werd tijdens het Michiel de Ruyterjaar uitgebreid aandacht besteed aan deze zeeheld. Dit heeft ook geleid tot meer historisch onderzoek, waarbij Ivo van Loo van het Zeeuws Archief ontdekte dat De Ruyter in 1635 als naam 'Trouwhand' voerde. Enige weken later bleek uit vervolgonderzoek van Van Loo zelf in het Nationaal Archief dat 'Trouwhand' werd gebruikt door een ándere Michiel de Ruyter, uit Kortemark (Vlaanderen). Pas in 1636 komt Michiel Adriaenszoon voor het eerst onder de naam 'Ruyter' in een document voor. De herkomst van die naam was in zijn eigen tijd al een raadsel en hierover deden verschillende verhalen de ronde. Eén daarvan was dat hij aan zijn naam kwam omdat zijn grootvader of zijn oom van moederszijde als ruiter had meegevochten in het leger. Maar volgens Van Loo komt de bijnaam De Ruyter waarschijnlijk uit de kaapvaart en is zij ontleend aan het "ruiten" oftewel roven door zijn kaperschip. Het lijkt er overigens op dat de bijnaam vooral door anderen is gegeven: pas in april 1637 ondertekende Michiel voor het eerst met deze naam.

In 1622 voer hij voor het eerst uit als hoogbootsmansmaat op een oorlogsschip. Het is onbekend hoe lang zijn eerste zeedienst bij de marine geduurd heeft. Tot 1631 was De Ruyter in Dublin handelsagent voor het Vlissingse koopmanshuis Lampsins. Uit die tijd stamt vermoedelijk het beroemde verhaal dat hij een aanval van de Duinkerker Kapers afsloeg door het dek van zijn schip met boter in te smeren.

Op 16 maart 1631 trouwde hij met de boerendochter Maayke Velders. Zijn vrouw stierf echter al op 30 december in het kraambed en zijn eerste kind, Aaltje, overleed drie weken later.

In 1633 nam De Ruyter als stuurman dienst op een walvisvaarder van de Noordse Compagnie met als bestemming Jan Mayen. In 1635 voer hij, nog steeds stuurman, naar Spitsbergen. Later dat jaar gaat hij op de Graeuwen Heynst op kaapvaart in dienst van de Lampsins. Hij is actief op de route naar Zuid-Amerika.

Op 1 juli 1636 huwde hij Neeltje Engels, een bemiddelde regentendochter. De Ruyter had toen zelf al een kapitaal opgebouwd van vele duizenden guldens en het poorterschap (burgerrecht) van Vlissingen verworven. Kapers wilden nog wel eens piraterij begaan en in dit jaar nemen de Engelsen wegens (althans beweerde) verdenking hiervan De Ruyters schip terwijl hijzelf de stad Calais bezoekt met bemanning en al prijs en voeren het naar de marinebasis Sandwich in Engeland. Michiel reist zijn mannen achterna om te protesteren. Sinds 1634 voerde Karel I van Engeland een pro-Spaanse politiek en kwamen dit soort vijandelijkheden steeds vaker voor. Het is in een brief van Albert Joachimi over dit incident dat voor het eerst sprake is van een Michiel Trouhant alias Ruijter.

Op 23 april 1637 zeilde De Ruyter uit als kapitein van een directieschip: een particuliere oorlogsbodem, van de Vlissingse reders Lampsins. Het particulier initiatief moest de zwakke oorlogsvloot bijstaan in de strijd tegen de Duinkerker Kapers. Overigens had Zeeland geen officiële directiekamer en is ook deze tocht als kaapvaart te omschrijven. Op 27 september werd zijn oudste zoon Adriaen geboren.

In 1640 werd hij kapitein op de koopvaarder Vlissinge, opnieuw een schip van Lampsins, en maakte een aantal tochten naar West-Indië.

In 1641 was hij onder admiraal Gijsels schout-bij-nacht en kapitein op De Haze, tijdens een expeditie om de Portugezen bij te staan in hun opstand tegen Spanje.

Van 1644 tot en met 1651 maakte De Ruyter met zijn schip de Salamander vele handelstochten op Marokko en West-Indië voor eigen rekening. In 1650 verbleef De Ruyter meer dan 8 maanden in Santa Cruz (het huidige Agadir). De reden van dit lange verblijf is niet bekend. Wel liet De Ruyter optekenen dat hij daar was gebleven met veel verdriet. [1] Zijn reizen naar Marokko waren overigens zeer profijtelijk. Hij verkocht er wapens, peper, bijlen, zilveren kroezen, kistjes en hoeden aan Sidi Ali ben Mohammed, de leider van een een opstandige provincie in het zuiden. Ook verjoeg hij later de schepen van Algerijnse zeerovers die de haven van Salé blokkeerden. Hij werd vervolgens met de grootste eer in die stad ontvangen. Van zijn intocht aldaar maakte H. Padtbrugge later een gravure (collectie Maritiem Museum, Rotterdam).

Na de dood van zijn vrouw op 15 september 1650 hertrouwde hij op 8 januari 1652 met de weduwe Anna van Gelder, kocht een fraai huis en besloot te gaan rentenieren.

Voorgoed bij de marine: Eerste Engelse Zeeoorlog

Het beeld van Michiel de Ruyter in Vlissingen. Het gietijzeren beeld werd geplaatst op het De Ruyterplein in 1841. In 1894 werd het verplaatst naar zijn huidige plek op het Keizersbolwerk. Het beeld is van de hand van Louis Royer.

In 1652 brak echter de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog uit. De Admiraliteit van Zeeland deed een beroep op zijn plichtsbesef en hij ging op 29 juli, zij het met tegenzin, weer in zeedienst. De provincie Zeeland rustte een particulier betaald hulp-eskader van directieschepen uit en De Ruyter werd hiervan commandant. Hij werd vicecommandeur (onderbevelhebber) onder Witte de With; tijdens diens afwezigheid voerde hij een eskader aan dat op 23 augustus 1652 in de Slag bij Plymouth admiraal Ayscue versloeg.

Dit was de eerste Nederlandse overwinning in deze oorlog, en de onbekende De Ruyter was plotseling een zeeheld geworden. Vervolgens vocht hij als eskadercommandant mee in de Slag bij de Hoofden, de Slag bij de Singels, de Driedaagse Zeeslag en de Zeeslag bij Nieuwpoort. Daarbij werd hij, omdat hij zelfstandig een commando voerde, als commandeur betiteld. Bij de Slag bij Ter Heijde was hij de enige commandant die de Brederode kon bereiken om met eigen ogen het lijk van Maarten Tromp te aanschouwen. Hij adviseerde Egbert Bartolomeusz Kortenaer het sneuvelen van de bevelhebber geheim te houden.

Viceadmiraal

Na de oorlog wees hij een aanbod af om bevelhebber te worden, ondanks grote druk van Johan de Witt, maar bleef in dienst bij de marine: op 2 maart 1654 werd hij viceadmiraal bij de admiraliteit van Amsterdam, en De Ruyter en zijn gezin verhuisde in 1655 naar die stad. Hetzelfde jaar maakte hij met de Tijdverdrijf een expeditie naar de Middellandse Zee tegen Algiers. In 1656 viel hij de Zweden aan bij Danzig. In 1657 en 1658 voerde hij acties uit tegen Portugal. In 1659 commandeerde hij een hulpvloot die luitenant-admiraal Jacob van Wassenaer Obdam moest bijstaan bij het heroveren van de Deense eilanden na diens overwinning in de Slag in de Sont. Hij bevrijdde Nyborg op Funen. Uit dankbaarheid werd hij door Frederik III van Denemarken in de adelstand verheven. Hij kreeg ook het recht handel te drijven op Noorwegen en richtte daartoe in 1660 de Noordkaapse Compagnie op, die tot 1664 actief was. De Compagnie richtte zich op de walvisvaart, daarnaast op de handel in lever en kuit van kabeljauw.

Afrika

Van 1661 tot 1663 was De Ruyter actief tegen de Barbarijse zeerovers en dwong dezen uiteindelijk een verdrag af. Die braken dat verdrag echter bijna onmiddellijk nadat hij verdwenen was, zodat hij er in 1664 opnieuw op uitgestuurd werd. Weer in de Middellandse Zee aangekomen, vernam hij echter al snel dat er dringender zaken waren: de Britten hadden de Nederlandse factorijen in West-Afrika veroverd. De vloot van De Ruyter werd er in het geheim op af gestuurd: hij heroverde de Nederlandse bezittingen. Daarbij ontmoette hij onverwacht een oude jeugdvriend uit Vlissingen: Jan Compagnie, die als kind tot slaaf gemaakt vanuit Afrika naar Zeeland vervoerd was en nu als zetbaas van de WIC aan de Goudkust bleek te werken. Om de Britten te straffen, verwoestte De Ruyter de Britse factorijen.

Amerika

Vanuit Afrika stak de vloot de Atlantische Oceaan over om de Britse koloniën in Amerika te teisteren. De Ruyter zag af van een herovering van Nieuw-Nederland omdat zijn krachten daartoe ontoereikend waren, maar plunderde de kust en onderschepte een haringvloot. In 1665 werd St. John's, in wat nu Canada heet, voor korte tijd veroverd. Bij terugkeer in Delfzijl werd hij als een held ontvangen. Ondertussen hadden zich stormachtige ontwikkelingen voorgedaan in de Republiek.

Tweede Engelse Zeeoorlog

De Tweede Engels-Nederlandse Oorlog, die eigenlijk al een jaar in de koloniën werd uitgevochten, was nu de openlijke fase ingegaan. In de Slag bij Lowestoft had de Nederlandse vloot echter een zeer zware nederlaag geleden, waarbij Van Wassenaer Obdam was gesneuveld. Men had dus een nieuwe bevelhebber van de staatse vloot nodig. Cornelis Tromp had al een voorlopige benoeming op zak. Ingrijpen van raadpensionaris Johan de Witt leidde ertoe dat de Ruyter op 11 augustus alsnog werd aangesteld: Tromp was te Oranjegezind. Tromp werd hierdoor zeer jaloers op De Ruyter en had grote moeite zich in de omstandigheden te schikken, hoewel hij kennelijk geen speciale antipathie tegen de man zelf voelde. De Ruyter kreeg zo een wel bijzonder lastige tweede man — eenzelfde situatie die zich had voorgedaan tussen Maarten Tromp en Witte de With: een die weliswaar zijn best deed te gehoorzamen, maar daar eigenlijk niet toe in staat was.

De Ruyter, die al eerder als informeel adviseur van zijn voorganger, bevelhebber Jacob van Wassenaer Obdam, invloed had gehad bij de modernisering van de vloot, zette na zijn aanstelling dat proces voort. Onder zijn leiding werd er geoefend in het formatievaren (in navolging van de tactiek van de Engelse admiraal Robert Blake) en werd een systeem van seinvlaggen ingevoerd. Tot dan was een zeeoorlog vooral een ongecoördineerd gevecht van schip tegen schip geweest.

In augustus 1665 lukte het hem om met Deense steun de retourvloot uit Indië die in de haven van Bergen door de Britten geblokkeerd werd, te ontzetten (Slag in de baai van Bergen).

In 1666 nam hij het vlaggenschip De Zeven Provinciën in gebruik, waarmee hij de overwinning bevocht in de Vierdaagse Zeeslag. In de Tweedaagse Zeeslag leed hij een nederlaag en kwam het tot een verwijdering tussen hem en Tromp. Door het inademen van brandend lontpluis tijdens een kleinere actie later dat jaar werd De Ruyter zeer ernstig ziek. Er werd voor zijn leven gevreesd, maar hij genas net voldoende om het bevel over de vloot weer op zich te nemen. Tromp was nu geheel in ongenade gevallen.

Tocht naar Chatham

Een van de bekendste wapenfeiten, maar ook een waar De Ruyter zelf, mede door zijn ziekte, slechts een gering aandeel in had, is het opvaren van de Medway, een zijrivier van de Theems, bekend als de Tocht naar Chatham (de Raid on the Medway) in 1667. Een landingsteam van het net opgerichte Korps Mariniers stond al gereed de ketting neer te laten die de opgang naar de rivier beveiligde, toen kapitein Jan van Brakel, die in ongenade gevallen was toen hij zijn manschappen op het eiland Sheerness had laten plunderen, aanbood zich te rehabiliteren. Hij voerde het commando over zijn eigen schip, de Vreede, en twee branders, de Suzanna en de Pro Patria: het was deze laatste die de ketting doorvoer. Hierna kon de Britse vloot zware schade toegebracht worden en namen de Hollandse schepen het Britse vlaggenschip Royal Charles mee naar Holland. Na deze slag werd de Vrede van Breda getekend. Weinig bekend is dat het plan om de Medway op te varen afkomstig was van Johan de Witt. De Ruyter zag, vooral met het oog op de onbekende ondieptes, bezwaren, maar voerde de opdracht toch uit. De Witt stuurde overigens zijn broer Cornelis de Witt mee als gecommitteerde van de Staten-Generaal om toezicht te houden. De feitelijke planning was van luitenant-admiraal Willem Joseph van Ghent.

Verblijf in de Nederlanden

Tussen 1667 en 1672 werd De Ruyter zeer tegen zijn zin door Johan de Witt thuisgehouden om te voorkomen dat hij zou sneuvelen. In november 1669 overleefde De Ruyter een moordaanslag: een aanhanger van Tromp probeerde hem met een broodmes in de hal van zijn huis te doden. De op religieus gebied tolerante De Ruyter werd, al hield hij zich buiten de politiek, als een medestander van De Witt gezien. Dat maakte hem in veler ogen tot een tegenstrever van de Oranjes. De Ruyter had tot die tijd al een aanzienlijk kapitaal vergaard van ongeveer 250.000 gulden.

Derde Engelse Zeeoorlog

Slag bij Kijkduin in 1673 door Willem van de Velde.
Michiel de Ruyter op een gedenkprent ter ere van zijn overwinningen in 1673, met het beroemde lofdicht van Gerard Brandt.

Tijdens de Derde Nederlands-Engelse Oorlog voorkwam De Ruyter zowel in het rampjaar 1672 (Slag bij Solebay) als in 1673 (dubbele Slag bij Schooneveld en Slag bij Kijkduin) dat de gecombineerde Franse en Engelse vloot, hoewel numeriek superieur, op de Zeeuwse of Hollandse kust kon landen. Hij maakte daarbij handig gebruik van de vele ondiepten voor de kust en van de richting waaruit de wind woei. Ter onderstreping van De Ruyters functie temidden van de vele luitenants-admiraal die de Republiek toen kende (elke admiraliteit had er wel een), werd hij in februari 1673 bevorderd tot luitenant-admiraal-generaal.

Rampjaar

In het rampjaar, waarin de gebroeders De Witt werden vermoord, werd op 6 september 1672 ook een volksmenigte tegen het huis van de afwezige De Ruyter opgestookt, maar de burgerwacht wist verwoesting te voorkomen. De Ruyter was een persoonlijk vriend van Johan de Witt en werd er valselijk van beschuldigd de vloot aan de Fransen te willen verraden. De nieuwe machthebber, Willem III van Oranje-Nassau, wist De Ruyter en Tromp, een van de belangrijkste deelnemers aan het moordcomplot tegen De Witt, te verzoenen, door Tromp in het geheim te beloven dat hij De Ruyters opvolger als bevelhebber zou zijn. Dit gebeurde in het Rechthuis in Uithoorn.

Laatste tochten

In 1674 deed De Ruyter een mislukte poging Martinique te veroveren op de Fransen. In 1676 werd hij uitgezonden om Spanje te helpen tegen de Franse bezetting van Sicilië en Napels (tot dan Spaans bezit). Hoewel De Ruyter vond dat zijn vloot te zwak was ging hij toch, volgens sommige historici ervan overtuigd dat hij niet meer zou terugkeren, met de woorden: “De Heeren hebben mij niet te verzoeken, maar te gebieden, en al wierd mij bevoolen ’s Lands vlagh op een enkel schip te voeren, ik zou daarmee t’zee gaan en daar de Heeren Staten hunne vlag betrouwen, zal ik mijn leven waagen”. In 1676 raakte hij inderdaad tijdens de Slag bij de Etna door een kanonskogel gewond aan zijn rechterbeen, dat verbrijzeld werd, en aan zijn linkervoet, waarvan het voorste deel werd afgeschoten. Hij overleed een week later in de Baai van Syracuse aan wondkoorts, aan boord van 's lands schip van oorlog d'Eendraght. Het lichaam werd gebalsemd en naar Nederland teruggebracht. Als teken van respect liet de Franse Koning bij het langsvaren van de Eendraght saluutschoten afvuren.

Na zijn dood

Op 18 maart 1677 werd de gesneuvelde admiraal begraven in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Het in 1681 voltooide praalgraf, ontworpen en gemaakt door de Haagse beeldhouwer Rombout Verhulst, is te bezichtigen in de Nieuwe Kerk.

Michiel de Ruyter liet een groot vermogen na. Hij bezat bij zijn dood ongeveer 350.000 gulden. Het vermogen was vaak goed belegd. Een legaat van 4000 gulden was voor de weeshuizen in Amsterdam en Vlissingen. Een kapitein ontving in 1667 dertig gulden loon per maand, maar De Ruyter heeft zijn kapitaal voor een belangrijk deel vergaard door het slim inkopen van proviand: voor de kosten daarvan ontving hij van de admiraliteit per bemanningslid een vast bedrag.

Michiel de Ruyter trouwde drie maal. Hij had vijf dochters en twee zonen. Eén zoon en twee dochters stierven op jonge leeftijd. Een andere zoon Engel de Ruyter zou nog viceadmiraal worden. Engel bleef ongehuwd; de verschillende families De Ruyter (De Ruyter de Wildt en De Ruyter van Almonde) stammen af van Michiels kleindochters Anna en Marghareta Somer.

De bijnaam "Bestevaêr" werd de Ruyter door zijn matrozen gegeven. De Ruyter was een streng maar rechtvaardig kapitein en een goed zeeman. Hij zorgde goed voor zijn bemanning en poogde ook overigens zijn verplichtingen zo gewetensvol mogelijk na te komen. Alleen zijn driftige natuur speelde hem in zijn gezagsuitoefening en in de omgang met andere officieren soms parten, wanneer hij meende dat dezen zich schuldig maakten aan opzettelijke ongehoorzaamheid; in het midden van de 17e eeuw was de discipline op zee een stuk lakser dan aan land. In het gevecht was De Ruyter juist erg voorzichtig en vermeed onnodige risico's.

Eerbewijzen

De Ruyter werd bij zijn dood in heel Europa als de grootste admiraal van zijn tijd gezien. Hij werd tijdens zijn loopbaan door de admiraliteiten van de Republiek en door vreemde vorsten onderscheiden. De Ruyter werd geëerd met de Franse Orde van de Heilige Michaël (1666), in de adelstand verheven in Denemarken (baron, 1660) en Spanje ("Hertog de Ruyter") en ontving drie gouden Ambassadeurspenningen aan zware gouden kettingen. Deze beloningspenningen werden door de Staten-Generaal uitgereikt na gewonnen zeeslagen. Daarnaast waren er geschenken, zoals pensioenen, een in diamanten gevat portret van de Franse koning, een gouden sabel, een gouden beker en een atlas van Blaeu.

Ook het grote, door de Staten Generaal aangeboden, marmeren monument boven de grafkelder in de Nieuwe kerk is een eerbetoon aan de Ruyter. Het monument kreeg de plaats waar ooit het hoogaltaar stond.

De Nederlandse vloot heeft zijn admiraal vanaf het eind van de 18e eeuw steeds geëerd door een van de grotere oorlogsbodems naar hem te vernoemen. Wanneer vreemde oorlogsschepen Amsterdam aandoen, legt de bemanning vaak een krans op het graf van admiraal De Ruyter. Van het vlaggenschip van De Ruyter, De Zeven Provinciën, wordt op de Bataviawerf in Lelystad een replica gebouwd.

In 1907, 1957 en 2007 verschenen publicaties met overzichten van het nageslacht van De Ruyter, die nog steeds in leven zijn. Om de uitstervende naam De Ruyter te behouden, werden in elk geval twee familienamen aangepast, te weten De Ruyter de Wildt en Van Steveninck de Ruyter.

Michiel de Ruyter prijkte in 1907 op de eerste Nederlandse herdenkingspostzegels.In dat jaar werd ook een "De Ruyter-medaille" ingesteld. In de tweede wereldoorlog was een zegel van 7½ cent met zijn portret de meest gebruikte postzegel. De Duitse bezetters probeerden de propagandistische waarde van de niet opvallend oranjegezinde en vaak tegen Engeland strijdende zeeheld uit te buiten. Ook in 1957 verschenen de Ruyterzegels.

Naar aanleiding van de 300e sterfdag van De Ruyter in 1976 vonden in de tijdgeest van de jaren zeventig bescheiden herdenkingen plaats. Er werden een postzegel en een penning uitgegeven en er werd aandacht aan hem geschonken door middel van tentoonstellingen, plechtigheden en programma's op radio en t.v. Min of meer toevallig werd op 29 juni van datzelfde jaar een geleide-wapenfregat dat naar Michiel de Ruyter vernoemd was in dienst gesteld. Dat gebeurde in aanwezigheid van Koningin Juliana.

2007 is het Michiel de Ruyterjaar, ter ere van de 400ste geboortedag Michiel de Ruyter. Om de herdenking van de 400ste geboortedag te organiseren, is een stichting opgericht en er zijn ook andere organisaties en stichtingen betrokken bij de invulling van dit jubileumjaar in Nederland. Het hele themajaar worden van maart tot december tal van activiteiten georganiseerd.

De Ruyter in de liedkunst

In een blauw geruite kiel

door A.L. De Rop - overigens heeft De Ruyter Indië nooit bezocht

In een blauw geruite kiel
draaide hij aan't grote wiel
de ga-a-a-anse dag.
maar Michieltjes jongenshart
leed ondragelijke smart
ahach, ahach, ahach.
Als matroosje vlug en net
Heeft hij voet aan boord gezet
Dat hoorde zo.
Naar Oostinje, naar de West
Jongens, dat gaat opperbest!
Hojo, hojo, hojo, hojo!
Daar staat Hollands admiraal
Nu een man van vuur en staal
De schrik der zee.
't Is een Ruiter naar den aard
Glorierijk zit hij te paard!
Hoezee, hoezee, hoeze, hoezee!

Lofdicht door Gerard Brandt

Aenschouw den Heldt, der Staeten rechterhandt,
Den redder van 't vervallen vaderlandt,
Die in een jaer twee groote koningkryken,
Tot driemael toe de trotse vlag deedt strijken;
Het roer der vloot, den arm daer Godt door streê,
Door hem herleef de vrijheit en de vreê.

Canon van Nederland

Michiel de Ruyter is opgenomen in de canon van Nederland. De commissie-Van Oostrom heeft Michiel de Ruyter als één van de vijftig thema's opgenomen die niet in de geschiedenisles op een Nederlandse school mogen ontbreken.

[bron?]

  1. Marokko door Nederlandse ogen 1605-2005, Abdelkader Benali en Herman Obdeijn, 2005, p. 76