buurvrouw
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From buur (“neighbour”) + vrouw (“woman”).
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]buurvrouw f (plural buurvrouwen, diminutive buurvrouwtje n)
From buur (“neighbour”) + vrouw (“woman”).
buurvrouw f (plural buurvrouwen, diminutive buurvrouwtje n)