eenentwintigste
Uiterlijk
- een·en·twin·tig·ste
- Afgeleid van het hoofdtelwoord eenentwintig met het achtervoegsel -ste
eenentwintigste
- nummer eenentwintig in een rij
- Hij viert morgen zijn eenentwintigste verjaardag.
- ▸ Het was welbeschouwd belachelijk dat die dingen in de eenentwintigste eeuw nog steeds bestonden, als prehistorische watervogels die op een wonderlijke manier weer tot leven waren gewekt voor de toeristen.[1]
- gedeeld door eenentwintig
- Het woord eenentwintigste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers
, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 23