Naar inhoud springen

Entartete Kunst

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Werk van Franz Marc

Entartete Kunst is een Duitse term die in nazi-Duitsland (1933-1945) werd gebruikt om kunst aan te duiden die niet aan de eisen van het nationaalsocialistische regime voldeed. Het ging vooral om moderne kunst uit die tijd, zoals abstracte kunst en het expressionisme. Het betekent in het Nederlands "ontaarde kunst" (of: gedegenereerde), daarbij refererend aan de door de nazi's wel esthetisch en moreel juist geachte "Arische" kunst.[1][2] Het betrof een campagne van de NSDAP om de Duitse kunstwereld onder haar controle te brengen, zodat deze voor propagandistische doeleinden van de staat kon worden ingezet.

Het concept Entartete Kunst werd aan het eind van de negentiende eeuw voor het eerst voorgesteld door de zionistische leider Max Nordau; opmerkelijk aangezien de nazi's juist de joden als de kwade genius achter de moderne kunst zagen. In feite werden de joden ervan beschuldigd door middel van de kunsten onder andere het raciale bewustzijn, de politieke macht en de militaire weerbaarheid, maar bovenal de morele kracht van het Duitse volk te ondermijnen. Deze zaken konden volgens het nazisme niet los van elkaar gezien worden. Aangezien de 'entartet'-verklaarde kunstenaars het werken al vlak na de nazi-machtsovername in 1933 onmogelijk was gemaakt door onder andere een Berufsverbot, emigreerden velen van hen, zoals Erich Heckel en Friedrich Vordemberge-Gildewart. Verschillende kunstenaars met een joodse achtergrond overleden in de concentratiekampen tijdens de Holocaust. Anderen zoals Otto Dix belandden in een gevangenis. Bepaalde, zoals Ernst Ludwig Kirchner pleegden zelfmoord als gevolg van deze kunstpolitiek. Weer andere controversiële kunstenaars, zoals Egon Schiele en Karl Schmidt-Rottluff, werden doodgezwegen door de nazi's. Honderden werken werden in beslag genomen en ateliers werden vernield.[3]

De Entartete Kunst-tentoonstelling in 1937

[bewerken | brontekst bewerken]

Een van de stuwende krachten achter de bekende tentoonstelling met deze titel in 1937 was Wolfgang Willrich. In 1937 was hij met instemming van de nazi-autoriteiten hoofdverantwoordelijk voor de verwijdering uit de Duitse musea van kunstwerken die als ontaard werden beschouwd. Het ging veelal om 20e-eeuwse werken van expressionisten van de Die Brücke of Der Blaue Reiter of het dadaïsme. Ongeveer 16.000 kunstwerken werden verwijderd.

650 van deze werken werden op een tournee gestuurd, als speciale voorbeelden van Entartete Kunst. De schilderijen en beeldhouwwerken werden dichtbij elkaar geplaatst en bij elk werk werd de aankoopprijs vermeld, alsook het museum dat het werk had aangekocht en het jaar van aankoop. Ook werden racistische leuzen aangebracht in de tentoonstellingsruimte. Dit alles had tot doel de aversie van het publiek op te wekken voor de kunstwerken en de grote sommen die waren uitgegeven voor hun aankoop. De reizende expositie begon op 19 juli 1937 in München en bezocht daarna gedurende vier jaar elf andere steden in Duitsland en Oostenrijk. Het was de grootste en best bezochte reizende tentoonstelling van die tijd, met ongeveer drie miljoen bezoekers.[4]

Na de expositie werden vier kunsthandelaars aangesteld om deze entartete kunstwerken te verkopen, of op de internationale kunstmarkt te ruilen voor 19e-eeuwse schilderijen. Een groot deel werd op 30 juni 1939 bij galerie Fischer in Luzern, Zwitserland geveild.[5] Werken werden ver beneden de marktwaarde verkocht. De opbrengsten van de veiling werden gebruikt om de collecties van verscheidene musea met 'echte Duitse kunst' aan te vullen. Wat er overbleef werd later dat jaar - net zoals dat eerder met verfoeide boeken was gebeurd - op een brandstapel in de hoofdkazerne van de Berlijnse brandweer vernietigd.

In 2012 vond de politie in een flat te München 1406 kunstwerken van Matisse, Chagall, Beckmann, Dix, Nolde, Picasso, Klee en anderen. De flat had toebehoord aan Cornelius Gurlitt, de zoon van Hildebrand Gurlitt, een van de vier kunsthandelaars. Na de dood van zijn vader in 1956 was Cornelius doorgegaan met het verborgen houden van de kunstschat. De vondst kwam bekend te staan als de Schwabinger Kunstfund.[6]

Als entartet bestempelde kunstenaars

[bewerken | brontekst bewerken]
Joachim Ringelnatz: Havencafé, 1933

De volgende kunstenaars viel deze veroordeling ten deel en hun werken werden op de genoemde tentoonstelling getoond:

Het werk van andere kunstenaars werd eveneens veroordeeld en geveild maar het is onbekend of het ook te zien was op de tentoonstelling.[7]

Als entartet bestempelde kunststromingen

[bewerken | brontekst bewerken]

Meerdere artistieke bewegingen werden in hun geheel als 'ontaard' beschouwd tijdens het naziregime in Duitsland:

Entartete Musik

[bewerken | brontekst bewerken]

Een jaar na de tentoonstelling Entartete Kunst in München organiseerde het naziregime in 1938 een andere, minder bekende tentoonstelling in Düsseldorf: Entartete Musik. De term entartet (gedegenereerd) werd ook voor muziekstromingen als jazz(arrangementen), atonale muziek, en boven alles alle muziek van joodse componisten gebruikt. ‘Nationalistische muziek’, vermoedelijk muziek met folklore-achtige elementen en die patriottische gevoelens zou kunnen losmaken, was ook verdacht (Frédéric Chopin, Zoltán Kodály). Al deze muziek werd in de ban gedaan. Het was voor het eerst in de mensheid dat ras bepaalde of muziek goed of niet goed was. Het begrip atonale muziek werd opgerekt. Niet alleen de echte atonale muziek, zoals die van Arnold Schönberg, was entartet, maar ook muziek zonder duidelijke toonsoort of moderne muziek. In de laatste categorie viel bijvoorbeeld het werk van Igor Stravinsky en Claude Debussy. Raciale doctrine, Wagneriaans antisemitisme en Arische suprematie bepaalden voortaan het muziekleven. Uit protest verliet de Duitse componist Paul Hindemith vrijwillig zijn vaderland. De Hongaarse componist Béla Bartók was zo woest op de kritiek dat hij een brief schreef en eiste dat zijn naam werd opgenomen in de lijst van entartete componisten. Hij zag zijn muziek als ‘nationalistisch’, was hier trots op, en eiste daarom opname. Hij kreeg geen reactie.

Vele joodse musici, dirigenten (Otto Klemperer, Bruno Walter), leraren, componisten en musicologen werden gedwongen te emigreren of zagen het onheil aankomen en emigreerden zelf (Erich Korngold). Dit alles veroorzaakte een serieuze kwaliteitsvermindering in het Duitse muziekleven en betekende voor de Verenigde Staten bijvoorbeeld een grote kwaliteitsinjectie. Anderen waren niet in staat te vluchten of dachten dat het wel over zou waaien. De Tsjechische componist Pavel Haas bijvoorbeeld wilde zijn vrouw en familie niet in de steek laten, werd in 1941 naar Terezín (Theresienstadt) gedeporteerd en in 1944 naar Auschwitz waar hij waarschijnlijk in de gaskamer stierf. De enige componist die niet in de ban werd gedaan, hoewel zijn vrouw joods was, was Franz Lehár. Hitlers persoonlijke idolatrie van diens operette Die lustige Witwe zorgde voor deze uitzondering.[8] De vrouw van Lehár kreeg van Hitler het predicaat Ere-Ariër.

Door deze maatregel werd het muziekleven in Duitsland, en alle andere bezette gebieden, uitermate eentonig. Na de aanval van nazi-Duitsland op de Sovjet-Unie was het ook niet meer toegestaan Russische muziek uit te voeren. Composities van Richard Wagner en zijn zoon Siegfried; Johannes Brahms, Wolfgang A. Mozart, Joseph Haydn, Hans Pfitzner, Max von Schillings, Carl Orff, Richard Strauss, Ludwig van Beethoven en Robert Schumann werden bovenmatig veel gespeeld. Franse muziek, Tsjechische (muziek van Antonín Dvořák en Bedřich Smetana werd als verderfelijk nationalistisch gezien) en Finse muziek werden niet meer gespeeld. Alle joodse musici waren al sinds 1933, respectievelijk 1938, uit alle Duitse en Oostenrijkse orkesten gezet. Jazz was verboden, evenals andere ‘obscene’ dansmuziek, muziek met ‘negerklanken en -ritmes’ en Amerikaanse dansen zoals de Charleston. Joodse leraren op conservatoria werden ontslagen, privé-lessen in muziek bij joden werden ontmoedigd en verraden.[9] Ook de zanggroep de Comedian Harmonists werd in 1934 om deze redenen verboden. Drie leden ervan waren van joodse afkomst.

De groeiende interesse in het fenomeen Entartete Musik werd onder meer veroorzaakt door een herhaling van de tentoonstelling uit 1938 in 1988 (ook in Düsseldorf) waarbij deze werd aangevuld met historisch commentaar. Ook de serie Entartete Musik van het Engelse cd-label Decca rond die tijd zorgde voor een nieuwe appreciatie van deze muziek. Vele onbekende, waardevolle werken werden opgenomen en konden zo beluisterd worden. Naast het label Decca hebben ook de labels Koch Schwann en Cpo waardevolle bijdragen geleverd aan deze hernieuwde kennismaking.

Componisten van door het naziregime verboden muziek

[bewerken | brontekst bewerken]

Dit is geen volledige lijst van componisten van entartete muziek

  • Entartete Musik: verboden muziek onder het nazi-bewind / onder redactie van Bente-Helene van Lambalgen, Emanuel Overbeeke en Leo Samama (eindred.), Amsterdam: Amsterdam University Press, Salomé, 2004.
  1. (en) Degenerate art, Encyclopædia Britannica. Gearchiveerd op 10 december 2014.
  2. entartete Kunst, Cultureel Woordenboek.
  3. 729 werken van Heckel in beslag, Ateliers Nolde en Hofer vernield.
  4. (fr) Emmanuelle Polack, L'exposition d'art dégénéré en 1937. L'histoire par l'image (1 maart 2014). Geraadpleegd op 20 februari 2024.
  5. Die Auktion der Galerie Fischer Luzern am 30. Juni 1939 - ein Ausverkauf der Moderne dodis.ch
  6. Het Parool 8 november 2013
  7. Zegt u Duitsland, denkt u geluk? van Robert Pfeiffer, 1971
  8. Artikel, Lehár, Franz in The New Grove Dictionary of Opera, deel 2, ISBN 0-333-73432-7, 1997
  9. Albrecht Dümling in zijn essay bij de uitgave op het label Decca van Zemlinsky’s opera Eine florentinische Tragödie, Decca/London records, 455 112, 1996