• vruch·te·loos

vruchteloos

  1. zonder vruchten
    • Er staan vruchtloze, rood bloeiende paardenkastanjes. 
  2. (figuurlijk) zonder resultaat
    • De zoektocht was vruchteloos. 
    • Na jaren vruchteloos overleg lijkt nu een akkoord mogelijk. 
96 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be