redden
- red·den
- In de betekenis van ‘uit gevaar helpen’ voor het eerst aangetroffen in 1471 [1]
- van Middelnederlands redden, cognaat met Fries rêde, Duits retten, Zweeds rädda en Engels redd "redden, verlossen" [2][3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
redden |
redde |
gered |
zwak -d | volledig |
redden
- overgankelijk actie ondernemen om iets of iemand uit de moeilijkheden te halen
- Gelukkig werden ze nog net op tijd gered.
- ▸ Als ik geloof dat God mij kan redden, zou ik mezelf in een slachtofferrol manoeuvreren en dat is het laatste wat ik wil.[4]
1. actie ondernemen om iets of iemand uit de moeilijkheden te halen
- Het woord redden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "redden" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "redden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ redden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- van Germaans *hraþ; cognaat met Middelnederlands redden, Oudfries hredda, Oudhoogduits retten, Angelsaksisch hreddan
redden
- verlossen, bevrijden
- van Germaans *hraþ; cognaat met Oudfries hredda, Middelnederduits redden, Oudhoogduits retten, Angelsaksisch hreddan [1]