zoetekauw
Uiterlijk
- zoe·te·kauw
- In de betekenis van ‘die veel van zoetigheden houdt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1618 [1]
- samenstelling van zoet en kauw ww met het invoegsel -e-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zoetekauw | zoetekauwen |
verkleinwoord | zoetekauwtje | zoetekauwtjes |
de zoetekauw m
- iemand met een grote voorliefde voor zoete waar
- Oh, die zoetekauw zal dat best lusten.
- Het woord zoetekauw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zoetekauw" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "zoetekauw" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be