pila

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /ˈpila/

• pi·la

enkelvoud	meervoud
pila	pile

pila v

1. (elektronica) batterij
2. stapel

• [1] batteria

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

pila

1. (gereedschap) zaag

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

pila

1. (gereedschap) zaag

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

• pi·la

enkelvoud	meervoud
pila	pilas

pila v

1. (elektronica) batterij
2. (religie) doopvont
3. stapel

• [1] batería

• pila in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /ˈpɪ.la/

• pi·la

pila v

1. (gereedschap) zaag
2. houtzagerij

	enkelvoud	meervoud
nominatief	pila	pily
genitief	pily	pil
datief	pile	pilám
accusatief	pilu	pily
vocatief	pilo	pily
locatief	pile	pilách
instrumentalis	pilou	pilami

• pilař mbezield
• pilčička v
• pilečka v
• pilka v
• pilový

• pilařka v
• pilařský
• pilařství o

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

pila

1. vrouwelijk derde persoon enkelvoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord pít: (ze) dronk
2. onzijdig derde persoon meervoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord pít: (ze) dronken
3. vrouwelijk enkelvoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord pít
4. onzijdig meervoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord pít

pila by pila bych pila bychom pila bys

pila byste pila jsem pila jsi pila jste