Naar inhoud springen

dreun

Uit WikiWoordenboek
0:10 dreunend geluid van trams op de Erasmusbrug te Rotterdam
  • dreun
enkelvoud meervoud
naamwoord dreun dreunen
verkleinwoord dreuntje dreuntjes

de dreunm

  1. een luid laag geluid
    • Er klonk een dreun toen het gevaarte omviel. 
  2. een harde klap
    • Hij verkocht hem een harde dreun. 

[2] aai baffer hengst houw klap knal lel mep opdoffer opdonder opduvel oplawaai oplazer opsodemieter opstopper optater peut poeier ram slag stomp watjekouw

vervoeging van
dreunen

dreun

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dreunen
    • Ik dreun. 
  2. gebiedende wijs van dreunen
    • Dreun! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dreunen
    • Dreun je? 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be