dreun
Uiterlijk
- dreun
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dreun | dreunen |
verkleinwoord | dreuntje | dreuntjes |
de dreun m
- een luid laag geluid
- Er klonk een dreun toen het gevaarte omviel.
- een harde klap
- Hij verkocht hem een harde dreun.
[2] aai baffer hengst houw klap knal lel mep opdoffer opdonder opduvel oplawaai oplazer opsodemieter opstopper optater peut poeier ram slag stomp watjekouw
vervoeging van |
---|
dreunen |
dreun
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dreunen
- Ik dreun.
- gebiedende wijs van dreunen
- Dreun!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dreunen
- Dreun je?
- Het woord dreun staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dreun" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %