Naar inhoud springen

fieri

Uit WikiWoordenboek
Versie door HydrizBot (overleg | bijdragen) op 29 apr 2017 om 09:10 (Robot: opschonen van oude interwikilinks)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • IPA: /ˈfɪjɛˌriː/
  • fi·e·ri
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. pass.
1e pers. enk.
ind. perf. pass.
fĭĕri fīo făctus sum
onregelmatig volledig deponens

fĭĕri

  1. worden, ontstaan
  2. (passief bij facere) gemaakt worden, gedaan worden
  3. gebeuren, geschieden
  4. geschat worden