Instrument landing system
Het Instrument Landing System (ILS) is een radionavigatiesysteem waarmee een precisienadering van een landingsbaan kan worden uitgevoerd. Het is een instrumenten-naderingssysteem dat de piloot een nauwkeurig beeld geeft van de positie van het vliegtuig ten opzichte van de ideale koerslijn en daalhoek naar een landingsbaan. Tevens geeft ILS een indicatie van de afstand tot het optimale landingspunt op de baan. ILS maakt landingen bij (zeer) slechte zichtcondities en automatische landingen mogelijk.
Componenten
ILS bestaat normaliter uit de volgende elektronische componenten op de grond:
- Localizer (koerslijnbaken)
- Glide Path Beacon (dalingslijnbaken)
- Distance Measuring Equipment (DME) (bepaalt afstand vliegtuig-landingsbaan)
- Outer Marker (buitenmerkbaken)
- Middle Marker (middenmerkbaken)
- Inner Marker (binnenmerkbaken; is slechts zelden aanwezig)
Werking
De localizer (LOC of LZZ in europa) bestaat uit een rij antennes die aan het eind van de baan zijn geplaatst. Elke antenne stuurt een 90 of 150 Hz signaal uit welk amplitude gemoduleerd word op een draag frequentie tussen de 108 MHz en 111.975 MHz. Elke antenne stuurt zijn signaal in een smalle straal naar de linker of rechter zijde van de landings baan.
In het vliegtuig worden de 2 frequenties ontvangen. Vervolgens word er bepaald hoe sterk de sighalen zijn. Zijn de signalen even sterk dan word er op deHorizontal Situation Indicator, of HSI weergegeven dat men recht voor de baan vliegt. Is een van der 2 signalen serker dan word er op de HSI weergegeven dat men naar links of rechts moet. Een afwijking naar links of naar rechts kan hiermee worden gecorrigeerd.
Het glide path beacon bestaat uit verticale geplaatst antennes op een paal die naast de baan staat op het punt waar men moet landen. De 2 frequenties worden amplitude gemoduleerd op een draag frequentie tussen de 328.6 MHz en 335.4 MHz. Hierbij word het ene signaal iets naar boven gestuurd en het andere naar onder. Hierdoor zal een vliegtuig als het goed gaat onder een hoek van 3° de baan bereiken.
Met deze 2 systemen kan het vliegtuig door middel van radiosignalen zo dicht mogelijk via de ideale landingslijn de landingsbaan naderen. Moderne ILS systemen kunnen een vliegtuig helemaal tot op de baan geleiden, waardoor het mogelijk wordt om zelfs in zeer dichte mist veilige landingen uit te voeren.
Localiser
Naast de hierboven beschreven signalen zend een localiser identificatie signalen uit op een frequentie van 1020 Hz. Dit zijn morse signalen bestaand uit de naam van de ILS. Bijvoorbeeld baan 06 van schiphol heeft een ILS met code KAG. Hierdoor weet de piloot dat hij op de juiste baan aanvliegt en dat de ILS werkt.
Moderne ILS systemen zijn zeer richtings gevoelig. Oudere (minder richtings gevoelige) systemen maken het mogelijk dat een baan een niet preciese approach kan hebben genaamd een localizer back course. Dit maakt het mogelijk om van de tegenovergestelde richting te landen gebruikmakend van de signalen uitgezonden door de ILS. Hierbij moet de piloot wel rekening houden dat hij tegenovergesteld moet reageren op de aanwijzingen van de HSI.
Markers
De markers geven een recht naar boven gericht radiosignaal af. Bij het passeren van de markers klinken worden in de cockpit akoestische en visuele signalen gegeven ter indicatie van de afstand tot de baan. Zo kan de piloot inschatten of hij zich op de goede hoogte begeeft. De draag frequentie is 75 MHz.
Outer marker
De outer marker zou op 7.2 Km van de landingsbaan geplaatst moeten worden. Is dat niet mogelijk dan mag hij maximaal 11.1 Km en minimaal 6.5 Km van de landingsbaan staan. Het signaal bestaat uit 2 lange tonen in een seconde wat in morse een O betekend ( _ _ ). De tonen hebben een frequentie van 400 Hz. In de cockpit light een blauw lampje op. De outer marker word vaak gecombineerd met een NDB.
Middle marker
- middle marker: amber licht, middelhoge geluidstoon (signaal: _ . _ . _)
- inner marker: wit licht, hoge geluidstoon (signaal: . . . .)