• you·tu·ben
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
youtuben
youtubede
geyoutubed
zwak -d volledig

youtuben

  1. naar video's op de website YouTube kijken
    • „Ik moet jullie iets laten zien”, zeg ik tegen mijn dochters. We liggen – afgeschminkt en getandenpoetst – in mijn bedstee op de laptop te youtuben. Ik zoek de documentaire op. [1]
  2. gebruik maken van de website YouTube om zelfgemaakte video breed te verspreiden
    • Ik noemde mezelf DutchVlogs, want tja, ik kende dat verschil tussen vloggen en youtuben toen nog niet zo goed. [2]