• uit·ko·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitkomen
kwam uit
uitgekomen
klasse 4 volledig

uitkomen

  1. ergatief naar buiten komen
    • De doelman was zijn doel uitgekomen. 
  2. ergatief in druk verschijnen (bijvoorbeeld van tijdschriften)
    • Het tweede deel is net ook uitgekomen. 
     Het is 25 jaar geleden dat het eerste boek van Harry Potter uitkwam in het Verenigd Koninkrijk. Sindsdien is de boekenreeks uitgegroeid tot een wereldwijd fenomeen. In deze video zie je wat er inmiddels allemaal bij het Harry Potter-universum hoort.[1]
  3. ergatief tevoorschijn komen, uitlopen (bijvoorbeeld van knoppen van planten)
    • De narcissen staan te bloeien, maar de tulpen moeten nog uitkomen. 
  4. ergatief (bij eieren) opengaan, opengebroken worden door het jong
    • Over het algemeen is het zo dat de eieren van regenboogvissen niet uitkomen in daglicht. 
  5. het bekend worden van (slechte) dingen
  6. iets als resultaat hebben; iets bereiken
     Ik liep een smalle kloof in en volgde het dunne spoor water totdat ik uitkwam bij een rivier van wel vier meter breed.[2]
  7. rondkomen
  8. ergatief gelegen komen
    • Komt het je nou wel uit. 
  9. deelnemen aan iets
    • Het tweede team kwam uit in de derde divisie. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron “Hoe Harry Potter uitgroeide tot een magische miljardenindustrie” (24 juni 2022), NU.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be