tuiser
- tui·ser
de tuiser m
- iemand die een dobbelspel speelt
- Een tuiser of tuischer, zoals men vroeger schreef, is een speler, een dobbelaar, iemand die "zich overgeeft aan het spel genaamd tuischen". De spel-betekenis, zo veronderstelde ik twee weken geleden, is vermoedelijk afgeleid van de oudere betekenis van tuisen: "wisselen, ruilen". [2]
- tussenpersoon bij de handel in vee
- Een lezer uit Lubbeek wijst mij op een betekenis van tuiser die ik niet kende: de tussenpersoon bij het verkopen van dieren zoals koeien en stieren. Zo is het woord (als "tossjer") althans in Bertem bekend. [3]
- bedrieger
- [1] dobbelaar
- [2] paardentuiser
- Het woord tuiser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tuiser" herkend door:
5 % | van de Nederlanders; |
10 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 25 OKTOBER 2004 OM 00:00 UUR | Joop van der Horst Tuisen en klassieke muziek
- ↑ De Standaard 25 OKTOBER 2004 Joop van der Horst Tuisen en klassieke muziek
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be