• /'iʃə/
  enkelvoud meervoud
onbenadrukt benadrukt onbenadrukt benadrukt
1e persoon mi
mhi
mise
mhise
sinn sinne
2e persoon thu
tu
thusa
tusa
sibh sibhse
3e persoon
(mannelijk)
e esan iad iadsan
3e persoon
(vrouwelijk)
i ise

ise v

  1. zij: benadrukte vorm van i
    «“Cha chreid mi,” ars ise, “gun do reic thu na caoraich agad.” »
    "Ik geloof niet" zei zij "dat je je schapen verkocht hebt".