hop
- hop
- [A] van Middelnederlands hoepe, vermoedelijk klanknabootsing, in de betekenis van ‘scharrelaarachtige’ aangetroffen vanaf 1270 [1] [2] [3]
- [B] van Middelnederlands hoppe, in de betekenis van ‘klimplant’ aangetroffen vanaf 1376 [4] [5] [3]
- [C] naamwoord van handeling afgeleid van hoppen ww , beïnvloed door het verwante Engels hop [6] [7]
- [D] van Middelnederlands hop, cognaat met Fries hop, in de betekenis van ‘inham’ aangetroffen vanaf 1401 [8] [9] [3]
[A] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | hop | hoppen |
verkleinwoord | hopje | hopjes |
de hop m
- (neushoornvogelachtigen) bepaald soort vogel, Upupa epops , met typische kuif
-
A 1. Een hop tijdens het foerageren.
- Abessijnse boomhop, Afrikaanse hop, azuurbisschop, blauwe bisschop, blauwrugbisschop, boomhop, bruinkopboomhop, Grants boomhop, indigobisschop, madagaskarhop, Rothschilds bisschop, sint-helenahop, twaalfdradige paradijshop, ultramarijnbisschop, Zuid-Afrikaanse boomhop, zwarte boomhop
- hopdwergspanner, hopprachtmot, hopsnuituil, hopspreeuw, hopsteltmot, hopwortelboorder
- hopachtig, hopakker, hopbel, hopbeuk, hopbitter, hopbol, hopboom, hopbouw, hopduivel, hopextract, hophars, hopkeest, hopketel, hopklaver, hopkorrel, hopkweker, hopland, hopman, hopmarjolein, hopoogst, hoppe, hopper, hopplant, hopplukker, hoprank, hoprups, hopsalade, hopscheut, hopspruit, hopstaak, hopster, hopteelt, hoptuin, hopveld, hopvlinder, hopvrucht, hopwarkruid, hopzak
- Indien hop wordt beschouwd als individu van de familie of andere groep hoppen zie dan Hyponiemen hoppen
1. bepaald soort vogel, Upupa epops
[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | hop | |
verkleinwoord | hopje | hopjes |
- (bloemplanten) (drinken) Humulus lupulus bepaalde plant die onder andere wordt gebruikt bij de bereiding van bier
-
B 1. hop, Humulus lupulus
1. bepaalde plant die onder andere wordt gebruikt bij de bereiding van bier
[C] hop
- uitroep bij een opspringende beweging
[C] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | hop | |
verkleinwoord |
- (dans) benaming voor een (dans)beweging op één been, die doet denken aan huppelen, stap-hop-stap-hop
vervoeging van |
---|
hoppen |
[C] hop
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hoppen
- Ik hop.
- gebiedende wijs van hoppen
- Hop!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hoppen
- Hop je?
[D] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | hop | hoppen |
verkleinwoord |
[D] het hop o
- (aardrijkskunde) inham langs de kust
- Het woord hop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hop" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[10] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ hop (vogel) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 3,2 "hop" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ hop (plant) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ hop op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ hop (inham) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
hop | hops |
hop
- sprong, sprongetje
- (plantkunde) hop (Humulus lupulus)
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to hop |
he/she/it | hops |
verleden tijd | hopped |
voltooid deelwoord |
hopped |
onvoltooid deelwoord |
hopping |
gebiedende wijs | hop |
hop
hop
- hup (bij een snelle beweging omhoog)